Het kabinet beloofde vorig jaar haast te maken met het zoeken naar alternatieven voor dierproeven. De bedoelingen zijn goed, maar in de praktijk vordert de ambitie om minder muizen, honden, katten, apen, runderen, vissen en andere dieren op te offeren voor onderzoek, tergend langzaam.
Een paar keer per week levert een koerier bij het Leids Universitair Medisch Centrum een plastic doosje af met daarin een bijzondere inhoud: weefsel van borsten, billen, buikwanden, dijen, oogleden of ander materiaal dat is weggesneden bij cosmetische operaties.
De overtollige stukken huid, die voorheen in de destructieoven belandden, krijgen een nieuwe bestemming. Sinds kort gebruiken wetenschappers van het LUMC het weefsel om experimenteel onderzoek mee te doen. Onderzoek dat voor kort op proefdieren werd uitgevoerd.
,,Wat wij hier doen, is de cellen isoleren, en daar vervolgens een nieuwe opperhuid van kweken'', zegt onderzoeker Abdoulwaheb el Ghalbzouri. Dat levende materiaal wordt vervolgens netjes in plakjes van een paar centimeter gesneden, en is dan geschikt om proeven mee te doen. De kweekhuid kan een belangrijke rol spelen bij het onderzoek naar onder meer huidkanker. Voorheen werden die onderzoeken vooral op muizen en ratten uitgevoerd.
El Ghalbzouri schat dat de baanbrekende methode jaarlijks enkele duizenden dierproeven overbodig kan maken. Ook andere onderzoekscentra als TNO werken met het gebruik van overtollig huidmateriaal als vervanger voor - een deel van de - tests op dieren om te onderzoekemn of chemische of cosmetische producten schadelijk zijn voor de gezondheid.
De ontwikkeling sluit aan bij de wens van een groot deel van de bevolking, wetenschappers en het kabinet om het aantal dierproeven tot een minimum te beperken. Jaarlijks worden in Nederland een kleine 600.000 levende wezens opgeofferd voor onderzoek naar en ontwikkeling van medicijnen en vaccins, de veiligheid van stoffen en wetenschappelijk onderzoek naar onder meer hart- en vaatzoekten en kanker. Niet alleen menselijke huid, ook computernabootsingen, kweekjes in van diercellen of stamcelonderzoek kunnen tests op proefdieren vervangen.
De recente vooruitgang lijkt veelbelovend, maar de praktijk is weerbarstig. Niet alleen is er door de overheid nauwelijks geld beschikbaar gesteld, ook stuiten de onderzoekers op een muur aan strenge Europese regels die het lastig maken deze alternatieven algemeen geaccepteerd en toegestaan te krijgen. ,,Het kost jaren en jaren, en een hele hoop geld en energie om een testmethode toegelaten te krijgen'', zegt El Ghalbzouri. ,,Daardoor vallen nu veel modellen die een goed alternatief kunnen zijn voor dierproeven, af.''
Probleem is dat de autoriteiten die moeten oordelen of een onderzoek naar de veiligheid van een stof, product of medicijn wel goed is uitgevoerd (ECVAM), getraind zijn in het beoordelen van tests op basis van dierproeven. ,,Iemand die gewend is om te kijken naar cijfers die afkomstig zijn van proefdieronderzoek, kan gegevens die verkregen zijn uit onderzoek bij bijvoorbeeld kweekhuid moeilijk beoordelen'', zegt genetisch toxicoloog Cyrille Krul van TNO. Zij erkent dat de acceptatie van de alternatieven 'een groot issue' is. ,,Het gaat ontzettend langzaam. Er wordt nu gewoon te weinig toegelaten. Als we willen dat snel minder proefdieren worden gebruikt, dan moet het hele systeem van valisatie en acceptatie van alternatieve methoden op de schop. Dat vraagt een fundamentele omslag in het denken.''
Het kost een generatie om dat te veranderen, is de inschatting van hoogleraar Coenraad Hendriksen. ,,Als je op de stoel van de regelgever zit, moet je wel heel zeker van je zaak zijn om een nieuwe testmethode toe te laten. Als je wel een product toelaat dat bijvoorbeeld kankerverwekkend is, zit je bij Nova om dat uit te leggen.'' Hendriksen, autoriteit op het gebied van alternatieven voor dierproeven, is gematigd positief over de ontwikkelingen. ,,Op vaccingebied loopt het uitstekend, net zoals de celkweken. Het voorwerk bij het ontwikkelen van geneesmiddelen gebeurt tegenwoordig bijna geheel zonder dieren. Pas aan het einde van het traject komen de dierproeven in zicht.'' Er is zeker een mentaliteitsverandering gaande, zegt hij. Maar daadwerkelijk vooruitgang boeken bij het verminderen van het aantal dierproeven is volgens hem een kwestie van 'tienden procenten per jaar'. ,,Het is niet mogelijk in een jaar het aantal te laten dalen met 10 procent. Daarvoor is de materie te complex.''
KADER 1:
In 2007 zijn in Nederland 597.605 dierproeven uitgevoerd, 1 procent minder dan in 2006. Het grootste deel (46 procent) wordt verricht ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Ruim 40 procent heeft te maken met de ontwikkeling van medicijnen en vaccins. Zeven procent gebeurt in het kader van veiligheidstests op schadelijkheid van stoffen, en 3 procent voor onderwijs. Hieronder een overzicht van de gebruikte dieren.
Muizen 274.515
Ratten 144.070
Kippen 93.132
Vissen 27.390
Konijnen 7445
Hamsters 3130
Cavia's 7723
Honden 1950
Katten 257
Apen (geen mensapen) 579
Paarden 2924
Schapen 4380
Varkens 8110
KADER 2:
Sinds 1997 is het gebruik van proefdieren voor het maken van cosmetica in Nederland verboden. Met ingang van dit jaar geldt in de gehele Europese Unie een verbod op de invoer van cosmetica uit landen waar nog wel op dieren wordt getest. Cosmeticafabrikanten als l'oreal investeren daarom veel geld in het ontwikkelen van alternatieven. Het kabinet wil het aantal dierproeven terugdringen. Dat gebeurt op basis van drie V's: Vermindering, Verfijning en Vervanging.
(door Sandra Donker, GPD)
11 augustus 2009
Mickey Mouse nog steeds de sjaak
op
21:22
Labels: Dieren, GPD milieu
1 augustus 2009
En Baby verveelt zich stierlijk
Baby heet de enige olifant van circus Herman Renz, ook al is zij met haar 38 jaar hoogbejaard. De grijze reuzin staat altijd moederziel alleen. Zielig?
Het is maar hoe je het bekijkt, vindt tourneemanager bij Herman Renz, Marcel Bergema. "Er is wel eens geprobeerd een andere olifant bij haar te zetten, maar die accepteerde zij niet." Een paar honderd kilo wegende dame met een willetje.
Bovendien heeft Baby een prima leven, vervolg Bergema. Ze krijgt liefdevolle verzorging en als ze niet buiten op het gras kan staan, heeft ze haar ruime, verwarmde wagen. Ook de andere meereizende dieren hebben het doorgaans goed, bezweert de tourneemanager.
Toch zijn het juist olifanten als de eigenzinnige Baby die de onderzoekers van Wageningen Universiteit de grootste zorgen baren. In hun rapport Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland concluderen zij dat de Aziatische dikhuiden niet zozeer lijden onder de vele pirouettes die zij draaien, maar onder stierlijke verveling. Buiten de shows staan ze een groot deel van de dag vastgeketend aan een ijzeren ketting en krijgen ze te weinig beweging, waardoor ze uit frustratie urenlang met hun slurf zwaaien en van poot naar poot wiebelen. Stereotiep gedrag heet dat in jargon.
Activisten en circusartiesten vliegen elkaar al jaren in de haren over dieren in de piste. Lijden zij onder hun bestaan, of juist niet? Toen de discussie vorig jaar ook in de Tweede Kamer oplaaide en zich een 'linkse meerderheid' aftekende voor een verbod, besloot minister Gerda Verburg voor het eerst te laten uitzoeken hoe het echt is gesteld met hun welzijn.
De onderzoekers van de Animal Science Group formuleren hun oordeel behoedzaam. 'In het algemeen' is de gezondheids- en voedingstoestand van 'de meeste dieren' in orde. Een uitzondering maken zij voor drie Aziatische olifanten in twee circussen, bij Herman Renz en Renz Berlin. Hun welzijn is 'in ernstige mate aangetast'. Maar ondanks hun algemene milde conclusie, tekenen de onderzoekers ook aan dat verzorgers onvoldoende kennis in huis hebben, de administratie een rommeltje is, als die uberhaupt al aanwezig is, en dat dieren worden meegesleept die nooit optreden. Extra maatregelen zijn nodig om misstanden 'in de toekomst' te voorkomen, heet het voorzichtig in de aanbevelingen. Met andere woorden: voorlopig hoeven de wilde beesten de tent nog niet uit.
Maar nu het langverwachte rapport er ligt is de strijd niet voorbij. "Circussen houden zich niet eens aan hun eigen richtlijn", zegt Leonie Vestering van Wilde Dieren de Tent Uit, een coalitie van dierenbeschermingsorganisaties. "Dierenverblijven zijn kleiner dan ze zelf voorschrijven en hun administratie is niet op orde." Bovendien konden de onderzoekers de vraag of trainingen al dan niet gepaard gaan met mishandeling, niet beantwoorden. Zij kregen geen toestemming daarbij aanwezig te zijn.
Ook de Dierenbescherming is teleurgesteld in het rapport. "Er staan veel bevindingen in die aanleiding geven tot grote twijfel over het welzijnsniveau van alle dieren in circussen", zegt directeur Frank Dales. Ook hij constateert: "Niet al deze bevindingen komen terug in de eindconclusies."
Adri Lammer, woordvoerder van de Vereniging van Nederlandse Circus Ondernemingen (VNCO) reageert geprikkeld. Het onderzoek toont volgens hem klip en klaar aan dat er geen enkele sprake is van misstanden met circusdieren. "Wij kunnen goed leven met deze aanbevelingen."
Voor Marcel Bergema van Renz staat het volgende optreden alweer op punt van beginnen. Met Baby in een glansrol. Een circus zonder dieren is nu eenmaal geen echt circus, vindt hij. "Het publiek vraagt er ook om. Zonder onze dieren vinden ze er niets an."
(Sandra Donker en Dylan de Gruijl, GPD)
25 juni 2009
Hap, zei de politiehond
Een por met een gummistok, een opengesperde bek en ineens hing die politiehond in zijn oksel. De aanval van de diensthond tijdens Koninginnenacht beleefde de twintigjarige Utrechtse student Jonas Hady in een flits. ''Hier ben ik gebeten,'' zegt hij, terwijl hij zijn shirt omhoog tilt. ''En hier op mijn rug. Maar daar kwam ik pas in het ziekenhuis achter.'' Een week en een antibioticakuur later is zijn woede over het incident wat gezakt. Zijn verbijstering niet.
'Waar is de controle op politiehonden?'
Honderden mensen worden jaarlijks door politiehonden gebeten. Voor vuurwapen en pepperspray staat uitvoerig beschreven wanneer en hoe agenten deze mogen gebruiken. Voor de inzet van de 350 politiehonden in Nederland zijn nauwelijks regels.
Want waarom liet de agent de hond op hem los? De opstootjes van die avond op de Neude in Utrecht waren al voorbij. ''Ik zag wel dat er wat politie stond,'' zegt hij. ''En een ME-busje. Maar toen ik daar liep was er niets aan de hand. Ik liep ook direct achteruit toen ik de gummistok voelde. De beet van de politiehond is echt onbegrijpelijk.''
Behalve een verontschuldiging eist hij ook schadevergoeding van de politie. Of hij die zal krijgen, is maar zeer de vraag. Een hondenbegeleider van de politie mag in hoge mate zelf bepalen wanneer hij zijn dier het bevel geeft de tanden in een verdachte te zetten. Want hoewel dier en bijbehorende agent moeten voldoen aan strenge opleidings- en exameneisen, is over de inzet nauwelijks iets op papier gezet.
Dat is Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer een doorn in het oog. In een recent rapport hekelt hij het gebrek aan regels bij de inzet van de 350 'surveillancehonden'. Voor wapenstok, pepperspray en vuurwapen is uitvoerig beschreven waar, in welke situatie en hoe die mogen worden toegepast. Een agent die zijn hond het commando geeft te bijten, moet afgaan op zijn eigen inschatting. In de richtlijn staat alleen in algemene termen omschreven dat er geen geschikt alternatief voorhanden mag zijn (subsidiariteit) en het beest niet mag aanvallen bij lichte vergrijpen (proportionaliteit). Volstrekt onvoldoende, vindt Brenninkmeijer.
Uit een rondgang langs politiekorpsen blijkt dat jaarlijks enkele honderden mensen door een politiehond worden gebeten. Vaak gebeurt dat terecht, soms onterecht. De dieren worden vooral ingezet bij grote evenementen, voetbalrellen, uitgaansgeweld of surveillances in onveilige gebieden. ''Het kan in de commotie gebeuren dat iemand per ongeluk wordt gebeten,'' zegt trainer en rijkskeurmeester van politiehonden Jan Mast. ''Een hond ziet natuurlijk niet altijd precies wie er nu een steen gooide.''
En als een hond hapt, dan is het echt raak. ''Over het algemeen heeft hij voorkeur voor armen en benen, lichaamsdelen die bewegen. Ze laten pas los als het baasje het zegt. Een hondenbeet doet verschrikkelijk zeer, dan loop je geen meter meer. Zeker wanneer de tanden in het beenvlies komen. Doktersbehandeling is altijd noodzakelijk, ook met het oog op infecties.''
Het is een indringend geweldsmiddel, beaamt politiesocioloog Jaap Timmer. Hij pleit al jaren voor richtlijnen. ''Dat is een kwestie van rechtszekerheid. Als er nu een klacht komt, kan de politie alleen afgaan op algemene rechtsprincipes. Het is een blinde vlek. Er is ook geen erkenning dat het aan deze regels ontbreekt.''
Jaarlijks komt bij de ombudsman 'een handvol' klachten binnen van mensen die zeggen dat zij zonder aanleiding zijn aangevallen. Vaak vangen zij bot bij een schadeclaim. Zelfs wanneer een hond bijt zonder dat de agent daartoe opdracht gaf, is de kans op genoegdoening gering, blijkt uit een uitspraak van de rechtbank in Utrecht uit 2007.
Student Jonas Hady houdt stille getuigen omhoog van zijn ontmoeting met een hapgrage politiehond: in zijn dunne zomerjas zitten vlak onder de aanzet van zijn rechtermouw twee gaatjes. Ook zijn trui en T-shirt zijn gehavend. Hij hoopt dat er camerabeelden zijn die hem kunnen vrijpleiten. (SANDRA DONKER en DYLAN DE GRUIJL)
3 september 2008
Michiel wil het mooiste beest van het bos redden
Michiel Hötte zegde zijn baan als bedrijfseconoom op om zich geheel te kunnen wijden aan zijn passie: het redden van de met uitsterven bedreigde Amoerpanter. Wereldwijd leven nog slechts dertig exemplaren in het wild. <
ARNHEM - Jarenlang was het een pijnlijke vraag: héb je er een gezien? Nee, hij had er nog nooit een in het wild gezien, hoewel hij zich al jaren inspande voor de behoud van het uiterst zeldzame beest.
Tot vorig jaar. Plots dook, in de avondschemering in een afgelegen hoek in Siberië, vlak voor zijn jeep een Amoerpanter op. In drie grote passen sprong het sierlijke dier de weg over, het bos weer in, de opvallende pluim aan zijn staart achter zich aangewapperd. Hötte keek ademloos toe. ,,Het was dat ik met twee andere personen in de auto zat, anders had niemand me geloofd'', zegt hij. ,,Maar nu kan ik uit eigen ervaring zeggen: hij bestaat nog.''
Ruim tien jaar lang is Michiel Hötte (42) bezig met zijn missie: het beschermen van de meest met uitsterven bedreigde kattensoort op aarde. Alleen in het uiterste zuidoostelijke puntje van Rusland, tegen de grens met Noord-Korea en China, leven nog zo'n dertig exemplaren. Samen met 12 internationale natuurbeschermingsorganisaties (de Amur Leopard and Tiger Alliance, ALTA) probeert hij het leefgebied van het dier, ongeveer anderhalf maal de provincie Utrecht, te beschermen tegen stropers, bosbranden en oprukkende bebouwing. Hij is even in Nederland om een prijs in ontvangst te nemen voor zijn verdiensten.
Een beetje merkwaardige carriére heeft hij wel. Je zou verwachten met een serieuze bioloog van doen te hebben, maar Hötte 'deed iets in de bedrijfseconomie'. Katten, reuze katten, wilde beesten, roofdieren, roofvogels, beesten met klauwen, scherpe tanden, arendsogen waren zijn hobby, waarvoor hij de rugzak omdeed en naar India, Zuid-Amerika en Rusland reisde. De jungle in, de savanne op, de pampa, tent opzetten, en wachten maar tot er een bijzonder exemplaar verscheen.
Het keerpunt kwam in 1994, toen Hötte met de Transsiberiëexpres de Siberische wildernis doorkruisde. Bij de voorbereiding voor die reis las hij iets over een exotisch roofdier waar hij nog nooit van had gehoord, de amoerpanter, ook wel het Siberische luipaard. ,,Ik heb een verzoek ingediend om mee te gaan met een expeditie met lokale Russische biologen die luipaarden en tijgers zenders ombonden voor onderzoek. Het waren twee prachtige weken. Bij het afscheidsetentje vertelden zij mij dat niemand in Europa betrokken was bij het beschermingsprogramma. Toen zei ik, overmoedig door enige wodka: dat ga ik regelen.''
De werkelijkheid bleek weerbarstig: ,,Ik was er welgeteld één keer geweest, en had het beest toen nog niet gezien. Niet zo'n sterk verhaal om te lobbyen, toch? Dan is het moeilijk mensen te interesseren.'' De oprichting van een stichting, Tigris, met officiele kaartjes en briefpapier, hielp een beetje. ,,Op dit moment sprokkel ik jaarlijks hooguit 40.000 euro bij elkaar. Gelukkig zit er beweging in, en steunen verschillende dierentuinen en het Wereld Natuurfonds ons.''
Inmiddels heeft hij een kantoortje in Wladiwostok, met een laptop en een telefoon. Hij is manusje-van-alles, zegt hij bescheiden. Feitelijk coördineert hij de projecten van ALTA. Op dit moment is hij bezig te onderzoeken hoe de anti-stropersteams in het gebied het meest effectief kunnen opereren. Die zijn belangrijk, omdat illegale jagers het beest binnen mum van tijd zouden kunnen uitroeien.
Een paar dagen is hij over in Nederland, om de in Burgers Zoo de Golden Ark Award in ontvangst te nemen, een aanmoedigingsprijs voor jonge natuurbeschermers. Sinds hij is geland, staat de telefoon roodgloeiend, zegt hij met verbazing in zijn stem. EenVandaag aan de lijn, de Telegraaf, de Gelderlander, Vroege Vogels, en Pauw en Witteman willen de natuurbeschermer in hun programma hebben. ,,Nederlander met maffe hobby scoort blijkbaar goed'', zegt hij met zelfspot. ,,Brave bureautijger wordt avonturier.'' In Burgers' Zoo laat hij zich geduldig voor de krant fotograferen voor het luipaardenverblijf - bij gebrek aan een amoerpanter. De dieren klauwen lusteloos in het toegeworpen hertedijbeen.
Maar nog even over de tijger, zegt hij, want dit interview is ook bedoeld om aandacht te vragen voor hún zaak. Over twee jaar wil ALTA de eerste in dierentuinen gefokte beesten, uitzetten in de gebieden waar ze oorspronkelijk voorkwamen. ,,We nemen daarvoor een paartje dat al eerder in gevangenschap jongen heeft gekregen'', zegt Hötte. ,,De bedoeling is dat zij naar Siberië worden overgebracht en daar in een omheind gebied opnieuw een nest krijgen. Deze pantertjes worden afgeschermd van mensen, moeten in het wild opgroeien, en zich dan voortplanten. We hebben goede hoop dat het gaat lukken.''
Of zijn opoffering ook op langere termijn effect heeft, met alle gevaren die het leefgebied van het dier bedreigen, durft Hötte niet te zeggen. ,,Het is roeien tegen de stroom in. Het zou geen ecologische ramp zijn als de Amoerpanter uitsterft. Daar slaapt bijna niemand een nachtje minder om, vermoed ik. Misschien kan het sommige mensen niets schelen. Maar voor mij is het heel belangrijk dat het dier blijft voortbestaan. Anders verdwijnt voor mij tegelijkertijd de magie van het bos.''
(Sandra Donker, GPD)
1 augustus 2008
De zwijnen hebben geluk, vanavond
Het jachtseizoen op wilde zwijnen is weer geopend. Tussen nu en januari moeten op de Veluwe 5200 varkens eraan geloven, omdat hun populatie te hard groeit. Jachtopziener Ap van Ark van het Geldersch Landschap doet het kalm aan: ,,Een beest doden, dat is geen kunst. Je moet het zorgvuldig doen.''
(Door Sandra Donker)
LOENEN _ ,,Kijk, een overlopertje''. Sorry? ,,Een overloper, een zwijntje van een jaar oud.'' Faunabeheerder Ap van Ark heeft slechts een luttele seconde nodig om het dier dat voor de terreinwagen het bospad over schiet te identificeren. Mannelijk geslacht, vorig jaar geboren, in goeie conditie, is zijn deskundige oordeel.
We zijn op pad in Loenermark, een natuurgebied van de organisatie Geldersch Landschap, even onder Apeldoorn. In de kleine laadruimte hebben we plaatsgenomen naast wat bakken mais, een buks met korte loop, een verrekijker, touwen, een jagersmes en nog zo wat onontbeerlijk gereedschap van een jachtopzichter. Het is een druilerige avond, en tegen zonsondergang. Zoals iedere dag maakt Van Ark zijn ronde in het 1100 hectare grote park. 'Het veld beheren', noemt hij dat in vaktaal, kijken of er 'rare dingen' gebeuren, en vooral wild observeren.
Het wild, dat is rood wild, zwart wild en reewild. Van Ark blikt in zijn achteruitkijkspiegel. Zegt ons dat niets? Rood wild zijn herten en hindes, met zwart wild duidt men de zwijnen aan en reewild staat natuurlijk voor de reeÙn, de sierlijksten van het stel.
Vanavond is ons vizier gericht op zwart wild. Sinds juli is de jacht op wilde zwijnen weer geopend. De Veluwe wordt overspoeld door deze varkens die behalve de mens geen natuurlijke vijanden hebben. Minstens zesduizend zijn het er nu, hoewel sommige onderzoekers het dubbele aantal aanhouden. Voor dierenvrienden een lust voor het oog, voor omwonenden, automobilisten, natuurbeheerders en boeren een plaag. Om die reden moeten er de komende maanden 5200 afgeschoten worden, tot afschuw van veel natuurliefhebbers.
Wat moet, moet, vindt Van Ark. Maar: altijd met het oog op goed beheer. Aanspreken, noemt hij dat. Observeren of een dier gezond is en sterk. ,,Dus niet aanleggen en maar wat raak schieten. Is een beest goed aan te spreken en geschikt voor de toekomst, dan schiet ik 'em niet.''
De fotograaf en ik kruipen in het 'grondzitje', een beschutte half ingegraven uitkijkpost met uitzicht over een idyllisch veldje. Van Ark heeft zojuist op een meter of vijftig afstand mais uitgestrooid. Nu is het wachten geblazen. Uren brengt hij zo door, in stilte, wachtend op gerucht, een sigaretje rokend, peinzen over de dingen des levens.
Deze avond is dat niet nodig. Binnen de korste keren schuifelt vanuit de bosrand een zwijn in het blikveld, nog één, en nog één. Vijf zwijnen en tien biggen, een complete roedel, doen zich te goed aan het voer. Van Ark pakt de kijker. ,,Dezen neem ik niet'', fluistert hij na enige tijd. ,,De jongen zijn nog te klein, de drie moeders zogen nog. De twee overlopers zijn in goede conditie, die laat ik voorlopig gaan.''
Een beest doden, dat is geen kunst. Je kijkt door je vizier, en pom, daar ligt-ie. In onvervalst Gelders licht Van Ark zijn belissing toe: ,,Het is niets om de vinger te krommen. Het is het belangrijkste om de vinger recht te kunnen houden.''
Toch zal hij dit jaar aan de bak moeten. In Loenermark moeten tot 1 januari 58 van de circa 150 zwijnen gedood worden, waarvan het merendeel al voor 1 september afgeschoten moet zijn. Van Arks collega's nemen er vanavond twee voor hun rekening. Tegen negenen klinkt in de verte een schot, en later nog één. Ter plaatse worden de beesten schoongemaakt. Van Ark doet het denkbeeldig voor: vanaf de hals rits je naar het schaambeen beneden, dan met de hand naar binnen om via het middenrif de ingewanden eruit te halen. Hart, longen, lever, nieren en milt blijven in het bos achter voor roofdieren.
Anders dan bij Natuurmonumenten, die de kadavers in z'n geheel laat liggen, is het vlees voor de poelier. Het Geldersch Landschap vindt dat er ook 'geoogst' mag worden uit hun landgoederen, zoals ze dat noemen, en bovendien acht de organsiatie de kans op infecties te groot als de karkassen blijven liggen. In de werkschuur van het Geldersch Landschap hangen de geschoten beesten aan het eind van de avond aan grote vleeshaken in een koelcel. . ,,Restauranthouders staan ervoor in de rij'', zegt Van Ark. ,,Ondanks alle commotie over de afschot was de vraag vorig jaar groter dan het aanbod.''
'Opmerkingen' over de jacht krijgt hij wel eens, ja, vooral van mensen uit 'het westen'. De faunabeheerder kiest zijn woorden zorgvuldig als hij spreekt over tegenstanders. ,,Die horen vaak maar één kant van de zaak. Als ik dan een avond met ze gesproken heb, zijn ze blij dat ze ook het andere verhaal horen.'' Niet dat ze het dan met hem eens zijn, 'maar dan heb je alle argumenten op een rijtje'.
Aan het einde van de avond laat hij zich ontvallen dat actievoerders ook wel eens minder vriendelijk te werk gaan. Uitkijktorens worden vernield, omver gegooid. Vorig jaar probeerden twee onbekend gebleven activisten een toren in de brand te steken, terwijl de jachtopziener nog bovenin zat. Dat hoeft niet in de krant, zegt hij erbij. ,,Hoe minder aandacht die lui krijgen, hoe liever het mij is.''
Tot een vergelijk met deze dierenvrienden zal het nooit komen, bromt hij in het kantoortje. Liever afschieten dan beesten laten creperen, is zijn devies. ,,Dit wordt een jaar met weinig beukenootjes en eikels, dat is te zien aan de bomen. Nou vraag ik jou: moeten al die beesten straks verhongeren? Dat noem ik niet diervriendelijk, dan liever maar zo.''
16 mei 2008
Hollandse inktvisjacht op volle zee
Pijlinktvissen koloniseren de Noordzee. Met dank aan het broeikaseffect. Volgens visser Anton Dekker zit er maar één ding op: vangen en opeten. Met zijn Japanse hengeltechniek zorgt hij voor een primeur in Europa.
Stuurman Erik tuurt in de donkere golven. Zouden ze er zijn vannacht? Zojuist heeft hij de Johanna SL-9 stilgelegd, een kilometer of veertien voor de kust bij Scheveningen. Vanaf het dek schijnen felle lampen de zee in.
Aan weerskanten van het schip rolt zachtjes het vistuig loodrecht het water in: lijnen met blinkende haakjes en fluorescerend kunstaas. Ritmisch bewegen ze via haspels op en neer. Nu is het wachten geblazen.
Vanaf de Johanna wordt gericht op inktvis gevist, een primeur voor Europa. Op het schip van visser Anton Dekker wordt 'squidjiggen' beoefend, zeg maar inktvishengelen. In Azië is deze techniek heel gebruikelijk, maar Noordzeevissers hebben zich er tot dusver niet aan gewaagd.
Inktvis, dat was in de noordelijke gebieden hooguit een curieuze bijvangst. Maar sinds een paar jaar bevolken de weekdieren in steeds grotere aantallen onze kustwateren. En, niet onbelangrijk, steeds vaker belandt inktvis op het bord van de Nederlandse consument.
Zover is het nog niet. Stuurman Erik prutst wat aan de afstelling. Gestaag dansen de haakjes in en uit het water, het rinkelt dat het een lieve lust is, maar beet heeft hij nog niet. ,,Het werkt in Japan'', zegt hij weifelend. ,,Maar wie zegt dat ze hier ook bijten? Er zijn honderden soorten haakjes en reflectoren. Zoek dan maar uit wat het beste werkt.''
Zelf eet-ie ze het liefst als calamares, de Zuideuropese variant. De inktvis eerst héél even koken, in ringetjes snijden, door een beslagje halen, en dan hop de frituur in. ,,Koken is noodzakelijk als je ze lekker mals wilt krijgen, anders wordt het elastiek.'' Gestoofd, zelfs rauw stopt hij ze graag in zijn mond, zoals hij de aanwezigen graag demonstreert.
Anton Dekker is dé inktvisman. Een jaar of tien geleden werd de Dordtenaar bevangen door het inktvisvirus. Hij was toen nog een 'gewone' visserman, op rode poon, makreel, schar, maar in zijn netten trof hij steeds vaker pijlinktvis aan. ,,De opwarming van de aarde, hè. De Noordzee is de laatste jaren 1,8 graden warmer geworden dus die beessies komen vanuit het Kanaal langzaam maar zeker deze kant op.''
Inktvis, dacht hij met zakenmaninstinct, is een gat in de markt. Op de visafslag doet een kilo zomaar tien euro, soms zelfs elf. Vergelijk dat met schol, waar twee euro de kilo voor neergeteld wordt. Maar hoe haal je ze uit het water? Zijn zoektocht bracht hem naar Argentinië, Korea en uiteindelijk naar Japan. In Hachinohe, de bakermat van de pijlinktvisvisserij, zocht hij wat hij vond.
Negen weken is hij nu bezig. Met een nieuw schip, een Franse schuit die voor 3,5 miljoen euro is vertimmerd. Van binnen veel polyester, in plaats van staal, zodat het schip aanzienlijk minder brandstof verbruikt. Overdag kan er met milieuvriendelijke technieken op schar en rode poon worden gevist, 's nachts zijn de weekdieren aan de beurt. Terwijl de bemanning slaapt, gaat de vangst gewoon door.
Maandag gingen de zaken goed, zegt hij. Tweeduizend kilo inktvis brachten ze aan wal. Maar het blijft een gok. Het seizoen loopt ten einde. Als inktvissen kuit of hom geschoten hebben, sterven ze binnen 72 uur. ,,Ze lossen gewoon op. Zonde van die dieren. Dan kunnen wij ze beter vangen."
In het ruim sorteert Boy-Robin Dekker de vangst van vanochtend, kratten volgestapeld met dode, verse vis op ijs. In zijn oranje overall, blond stekelhaar en grote gouden oorbel is hij het prototype zeebonk. Zeebenen heeft de negentienjarige zoon van de eigenaar zeker, want al sinds zijn zesde vaart hij met zijn vader mee. Terwijl enkele meevarende journalisten zeeziek over de railing hangen, draait hij in het vooronder rustig een sjaggie.
Vissen is het mooiste wat er is, bromt hij. En op deze manier is er voor hem toekomst. Inktvissen groeien snel, zodat overbevissing nauwelijks mogelijk is. Vorige week heeft hij een huis kunnen kopen. Leeftijdgenoten doen hem dat niet snel na, stelt hij tevreden vast.
Ook vader Anton is goedgemutst. Hij heeft vertrouwen in het experiment, hoewel het dit keer niet wil vlotten. Op aandringen van de zieke gasten zet de stuurman eerder dan gepland, het loopt tegen een uur of twee, koers richting Scheveningen. Het gebrek aan geduld eist zijn tol: deze nacht blijven de vishaken leeg.
(Sandra Donker, GPD)
1 augustus 2007
Afzien in het apenparadijs
Inti Wari Yassi, Bolivia - Zesentwintig hechtingen heeft Sally in haar armen. Als ze haar mouwen opstroopt, kan je precies zien waar poema Leonsio met zijn klauwen toesloeg. Grote gaten links en rechts, akelig dicht langs de slagader in haar onderarm, met zorg dichtgenaaid door dierenarts Pascual.
Sally had de pech dat Leonsio in een slechte bui was toen ze met hem ging wandelen. De dagelijkse aangelijnde uitje door het natuurpark El Machio in de Boliviaanse jungle liep uit op een bloedbad toen Leonsio onverhoeds een andere poema tegen het lijf liep.Voor de 28-jarige Australische vrijwilligster er erg in had, haalde het beest naar haar uit.
Bad luck, zegt Sally. Na een pakje sigaretten en een liter bier ging het wel weer.
Iedere vrijwilliger die komt werken in het dierenopvangcentrum Inti Wara Yassi in Villa Tunari, Bolivia, weet dat er risico´s zijn. Je kan worden gekrabt, bespuwd, geklauwd en gebeten door de afgedankte apen, in beslag genomen luipaarden en gedumpte papegaaien die er worden verzorgd. En als het geen dier is wat je toetakelt, kan er een boom op je hoofd vallen, je kan in het drijfzand langs de rivier Espiritu Santo zakken, slangen tegen het lijf lopen of uitglijden in een modderstroom. En je wordt in ieder geval van top tot teen gestoken door muggen en zandvliegen, omdat antimuggenbeet verboden is in het park.
Iedere week komen pechvogels terecht in het provisorische kliniekje van de dierenarts van Inti Wara Yassi, Pascual Quispe. Hechtingen zetten kan hij inmiddels als geen ander, en zeker beter dan de artsen in het verderop gelegen armetierige ziekenhuisje. Daar durft geen westerling een voet over de drempel te zetten – zeker niet nadat een Canadees met een gat in zijn hoofd het hospitaal schots en scheef dichtgenaaid weer uitkwam.
Toch zitten de veertig vrijwilligers ook nu weer goedgemutst aan het vegetarische ontbijt. De apen zijn zojuist gevoed, de papegaaien en toekans ook, de fretten en de tapirs, het varken met zijn jongen, nu is het de beurt aan de hongerige mensen. Uit het keukentje van de Boliviaanse kokkin komen pannenkoekjes, eieren, muesli en koffie. Aan tafel zitten Amerikanen, een Canadees, Britten, veel Israeliërs, een stuk of wat Fransen, een Belgische, een Deense, Sally de Australische, een Zweed en vier Nederlandse meiden.
Voor Heleen (28) uit Amsterdam wordt het een drukke dag. Haar aapje Lucca mag na zes weken quarantaine voor het eerst naar het Apenpark, halverwege de berg. Daar lopen de capucijnerapen en squirrels vrij rond, zolang ze zich tenminste netjes gedragen. Verderop, in het besloten deel van het park, zitten de Bad Monkeys, apen die agressief zijn, of juist angstig, en de dieren die door hun vorige eigenaar getraind zijn in zakkenrollen - een populair tijdverdrijf in Bolivia. Dat de beesten er erg behendig in zijn, bleek een maand geleden maar weer eens. Een rijke bezoeker moest lijdzaam toezien hoe zijn honderddollarbiljetten vanuit de toppen van de bomen naar beneden kwamen dwarrelen, als snippers.
Een nieuweling loslaten in de groep is altijd risicovol, legt Heleen een beetje nerveus uit, omdat apen behalve heel sociaal ook valse sekreten kunnen zijn. Niet zelden wordt de arme nieuwe bewoner aangevlogen door het hulpje van de baas, die op last van de chef even orde op zaken komt zetten. Bovendien is Lucca opgegroeid bij een gezin in La Paz en ziet liever mensen dan apen om zich heen. Onwennig laat ze zich besnuffelen door de kolonie.
Heleens vrees blijkt terecht - binnen tien minuten breekt een hels gekrijs los in de kolonie. Een kluwen apen rolt over de grond en als de stofwolken zijn opgetrokken, is Lucca flink te grazen genomen. Met bloed uit staart en achterpoot klimt het aapje gillend van angst op Heleens schouder. Experiment mislukt, Lucca moet terug naar de quarantainehokken.
De ophef gaat voorbij aan Golda. De Isra"elische kroelt dromerig door de vacht van haar nieuwe vriendje, een capucijneraapje van nog geen jaar oud. ,,Hij is zo lief'', verzucht ze, en drukt zijn kopje tussen haar borsten. Zoenen met een aap mag in het park, ook de dierenarts Pascual en zijn hulpje Luis Morales hebben om de haverklap harige mondjes aan hun lippen hangen. Kan geen kwaad, vinden ze, de dieren zijn meteen na binnenkomst toch inge"ent tegen rabies en andere enge ziekten. Apen vinden het ook fijn als mensen wat spuug op hun eten doen, vervolgt Golda. Ze doet het graag even voor.
De beesten komen toch al niets tekort. Dagelijks worden karrenvrachten vers fruit de berg opgedragen. Banaan, papaya, appel, mango, ananas. ,,Ze eten beter dan wij", zegt Heleen met een lachje. Voor de vleeseters is er verse biefstuk, verse kip, koteletten en karbonades, allemaal zonder korting gekocht bij de lokale slager. De kosten komen voor rekening van de vrijwilligers, het centrum ontvangt geen overheidssubsidie. Iedereen betaalt bij entree 80 dollar voor de eerste twee weken van het verblijf - in Bolivia een klein vermogen. Daarna staat vier dollar per dag op de rekening. Omdat jaarlijks honderden vrijwilligers de urenlange bustocht ondernemen om in deze afgelegen plek dieren te verzorgen, kan Inti Wara Yassi jaarlijks bijna 70.000 dollar uitgeven.
Los voluntarios zien daar weinig van terug. Slapen gebeurt op matrassen van stro in tochtige kamertjes met een kale peer aan het plafond. De plee's stinken, de douches zijn smerig. Muskietennetten zijn niet inbegrepen in de prijs, en dat is de vrijwilligers aan te zien - na vijf dagen in het park is de Nederlandse Diane een grote muggenbult geworden. Eten en drinken gebeurt op eigen rekening.
Het is afzien in het apenparadijs, maar de dierenvrienden hoor je er nauwelijks over klagen. Soms is het een beetje veel van het goede. Zaterdagmiddag hangt een briefje in de openluchtkantine.
,,Sorry mensen, maar morgen tussen 7.30 en 9.00 uur moeten stenen en zand naar boven worden gesjouwd voor poema Gato's nieuwe hok. Gato zal jullie dankbaar zijn." De vrijwilligers zuchten. Gato's hok, dat is boven op de berg, alleen te bereiken via een steile klim.
Afgepeigerd zitten ze de volgende ochtend uit te blazen. Joaquin uit Lyon wist het zweet van zijn gezicht. ,,Je had erbij moeten zijn, dan had je een middeleeuwse menselijke lopende band in werking kunnen zien", zegt hij met een grimas. ,,Dat leuke apenpark is slechts een facade. Daarachter ligt een Zuidamerikaans gevangenenkamp." Zijn vriendin Amelie, een tengere Francaise, is na het beulswerk met kleren en al onder de douche gestapt. Ze kan geen woord meer uitbrengen.
Wat zoeken al deze westerse twintigers en dertigers op een plek waar je moet betalen om jezelf zeven dagen per week in het zweet te mogen werken? Peter, een bruinverbrande pezige metaalbewerker met blonde sik uit Zweden, beantwoordt de vraag met een wedervraag{,,Waar kan je zomaar wandelen met een poema? In mijn land zou zo'n centrum meteen gesloten worden, zeker als er een incident is geweest, maar hier in Bolivia kan alles. Na twee dagen in het park mocht ik al een grote kat uitlaten. Beter dan weer een museum bekijken in de zoveelste stad in Zuid-Amerika." Ook voor de Israeli"ers Gil en Amoz ging in de jungle een wereld open. Ze geven iedere ochtend een half uur vliegles aan valk Kaizer. Het dier had dat in gevangenschap nooit geleerd, en nu proberen ze Kaizer de fijne kneepjes bij te brengen door hem met een handschoen de lucht in te werpen. Kaizers fladdert met zijn lamme vleugels nu een meter of twaalf bij elkaar, en hij vordert gestaag, zegt Amoz trots terwijl hij de valk op zijn kop krauwt. Of hij ooit een hele vlucht kan maken is de vraag, maar iedere dag een beetje gymnastiek kan geen kwaad.
Het blijft amateurswerk. Zelden zijn de vrijwilligers getraind in omgang met wilde wilde dieren, of hebben ze een opleiding tot bioloog of dierenarts achter de rug. Heleen werkte als projectmanager bij een marketingbureau, haar zusje Marieke, die in het park poema's verzorgt, had een baan als ondertitelaar van televisieprogramma's. Juriste Amrah (25) uit Ridderkerk, ingedeeld bij de quarantaineafdeling van de apen, wil rechter of officier van justitie worden. En de Britse Rebecca, die de laatste levensfase van de hoogbejaarde en reumatische poema Quirqui probeert te veraangenamen, is in het dagelijkse leven onderwijzeres. ,,Je luistert naar wat de dierenarts zegt, en verder zijn er van ieder dier dossiers bijgehouden zodat je weet wat voor karakter ze hebben", zegt Heleen. ,,Voor de rest doe je het een beetje op je gevoel."
Onervarenheid kostte haar een flinke beet in haar vinger van een agressieve aap. ,,Je weet dat je risico's loopt, maar dat risico neem je. Zonder verzekering ja, want ik denk niet dat mijn verzekeringsmaatschappij kosten dekt als ik vertel dat ik een poema ben wezen uitlaten in de Boliviaanse jungle."
Ook Sally is een ervaring rijker. Met de bijtgrage Leonsio wandelt ze niet meer, ze heeft nu de vijf maanden oude It Shu onder haar hoede. Groot was de schrik toen ze zag dat haar broek opnieuw onder de bloedspatters zat. Maar ditmaal was het niet haar bloed, maar dat van de jonge poema. Hij was zijn melkgebitje aan het wisselen.
Gepubliceerd in het Algemeen Dagblad op 27 november 2005
1 januari 2000
Latinoamericana
Het leuke aan reizen is dat je er niet snel genoeg van krijgt. Morgen vertrekt ons vliegtuig vanuit Buenos Aires terug naar Amsterdam, maar daar zitten wij grappig genoeg niet in. We zitten een half werelddeel verderop, in Panama, dus dat toestel gaat mooi zonder ons. Er is altijd wel weer ergens een nieuwe vlucht, nietwaar, het is koud in Nederland zag ik op teletekst en de AD-Bonjer-bonus is nog lang niet op.
Waar waren we gebleven. Kerst op de Antillen, Bonaire en Curacao. Heerlijk, gewoon weer pindakaas in de winkels, en Guhl en Dove, een broodje kaas bij ontbijt, en drinkwater uit de kraan, lekker hoor. Snorkel op, koffervisjes voeren, lummelen aan het strand, happy hour bij Kareltjes bar in Kralendijk met Liesbeth en Sacha, want om het helemaal leuk te maken hadden we met hen een ongepand rendez-vous op de eilanden. Het was vakantie in de vakantie, beetje uitrusten na alle vermoeiende ritten in Peru (want met een Cesna vliegen over de beroemde Nazcalijnen, pff, dat was heel vermoeiend, en Macchu Picchu beklimmen, nou nou, of hippe restaurants in Cusco bezoeken, in oase van Huacachina ronddobberen met uitzicht op de gouden woestijnduinen, god, wat hadden wij het zwaar daar).
Om het een beetje spannend te houden, kochten we eind december een ticket naar Bogota. We vreesden een beetje merkwaardige indruk te maken bij de douane met een rugzak, een enkele reis en alleen ..uh..eh.. als antwoord op de vraag waar we verder naartoe zouden gaan, maar de Colombianen vonden het allemaal best. Waarschijnlijk omdat het ongebruikelijk schijnt te zijn om drugs het land ín de smokkelen.
Colombia is een beetje een gek land. Heel fraai, prachtig groen, mooie koloniale steden als Medellin en Cali (vooral bekend van het NOS Journaal), welvarend, dure winkels en restaurants, onzettend vriendelijke mensen. Maar tegelijkertijd worden er 17.000 moorden per jaar gepleegd en woedt in het noorden en zuidwesten een permanente oorlog tussen het leger en drugsguerilla´s. In Bogota kan je in het fraaie oude centrum rustig rondwandelen maar toen we een verkeerde weg insloegen, riep een oud vrouwtje ons onmiddellijk terug. Of we gewurgd wilden worden, gebaarde ze. Eh, nee, liever niet. Wegwezen dan!
Toeristen zie je er niet veel. Een charter met 200 Italianen was voorpaginanieuws. Ondertussen doen Colombianen alsof hun land heel normaal is. Hoezo burgeroorlog? Hoezo drugsproblemen? Ze lezen gewoon de krant niet en kijken alleen naar de Colombiaanse Rai Uno.
Toch valt er wel te reizen, als je een beetje voorzichtig bent. Wij namen de bus naar Cartagena aan de Caraibische kust. Je kunt wel zeggen dat het het veiligste ritje op aarde was. 22 (!)uur rijden, 800 kilometer, en ik denk dat er wel 80 controleposten waren. Met militairen met mitrailleurs en tanks en schuttersputjes en wel. Soms hebben de guerilla´s er een handje van om de bussen te overvallen, maar die van ons lieten ze met rust. Misschien spaarden ze hun kogels omdat het bijna oudjaar was.
Cartagena is de partytown van Colombia. Lokalo´s met centen vieren er een strandvakantie, er is een jachthaven en een pachtige oude binnenstad met vestingmuur en al. Voor ons was vooral de jachthaven interessant, want we wilden per boot doorvaren naar Panama. Het is onmogelijk om over land de grens over te steken, omdat er een enorm moeras ligt, de Darien Gap, vol malariamuggen, zonder wegen, en bovendien is het de uitvalsbasis van de guerilla´s en drugsjongens die het niet plezierig vinden om op onverwachte momenten tegen argeloze rugzaktoeisten op te botsen. Omdat de Panamezen en de Colombianen niet erg bevriend zijn, is bovendien de ferryverbinding tussen Cartagena en Colon in 1996 uit de vaart gehaald. Iedereen die de grens over wil, moet dus vliegen of aanmonsteren bij een priveboot.
Dat was een leuk klusje. Na twee dagen rondhangen bij de Club Nautica hadden we tweemaal beet. Een franse avonturier Boubou wilde ons wel rechtstreeks naar Porvenir brengen, en met een Zweedse, goedaardige zeebonk met licht melangolische inslag konden we naar de San Blas eilanden zeilen.
We kozen voor de Zweed, Peter Ardinger, pensionado, liefhebber van goedkoop bier en rum en Zweedse schlagers. Hij bleek al tien jaar in het Caraibisch gebied rond te varen met zijn bootje, een 30 ft lange Double Ender. Was in 1996 de Atlantische oceaan overgestoken, en wil niet meer terug. Ik denk dat hij het rondje Caraiben nu een keer of tien heeft afgelegd.
We vertrokken op een vrijdagavond richting Hulanda Keys, het meest oostelijke puntje van San Blas (Kuna Yala). Dat bleek een tochtje van 40 uur. Ha! Ik was even vergeten dat je midden op zee geen anker kunt uitgooien, dus dat betekende dat we met zn drieen het bootje 40 uur in de vaart moesten houden. Helemaal geen luxecruise! ´s Nachts drie uur op, drie uur af, dus dat betekende dat ik de eerste nacht al tussen 3 uur en 6 uur sochtends in mijn eentje naast het roer zat, hopend onderweg geen supertanker tegen te komen, met kappie slapend op de bank. Aardedonker, stevige golven, weinig wind. Wel prachtig lichtgevende plankton.
Het was een pittig stukje varen, maar de aankomst in Hulanda Keys was spectaculi. Achter een enorm rif liggen tientallen koraaleilanden, met palmbomen en wit zand. Zeg maar Screensaver-islands. Een aantal is bewoond door de Kula, een grappig en vrolijk en trots indianenvolkje dat bijna het hele Panamese Caraibische kustgebied in autonoom bezit heeft. Ze leven van kokosnoten en vis, en maken molas, dat zijn geborduurde dingetjes die ze aan iedereen die langskomt proberen te slijten voor veel te hoge bedragen. Ze hebben zich nooit willen aanpassen aan de moderne beschaving, en als ze op het vaste land zijn lopen ze ook gewoon met hun kralenkousen en neusbellen en borduursels rond.
Een miniparadijs, lekker exclusief ook, omdat de meest vergelegen eilanden alleen per jacht te bereiken zijn. Veel zeilers blijven bovendien liever in de oostelijke cariben hangen, omdat dat luxer en rijker is. Iedere maandagavond wordt op een van de eilandjes een party gehouden, en zo stonden we opeens onder de maan en onder de palmbomen met rijke Amerikanen, excentrieke Duitsers, nog rijkere Zwitsers en avontuurlijke Fransen te toasten. Alle bezoekers nemen hapjes mee, onze Zweed hield het bij pannenkoeken met suiker, maar er waren ook krabcoctails en sushi. Wij hadden ons goede humeur meegenomen, en onze laatste fles goedkope wijn. Het ging als een lopend vuurtje dat er twee rugzaktoeristen op het feestje waren, en dat vonden vooral de amerikanen quite exiting. Per Bus uit Buenos Aires? Really? Amazing!!
Zo zwaar is het leven van een werkloze. Zeven dagen hebben we er rondgevaren, het ene eiland nog fraaier dan het andere. Uiteindelijk zette onze Zweed ons af bij Porvenir, waar een miniscuul schattig luchthaventje is voor goedkope vluchtjes naar Panama City. het inchecken vond´sochtends plaats onder een rieten afdakje door een Kuna op blote voeten. Of inchecken, ze keken gewoon hoeveel mensen er meewilden, en als de vliegtuigjes vol waren, belden ze er nog een.
Inmiddels zijn we aangeland in Boquete, niet ver van de grens met Costa Rica, een klein plaatsje in het hoogland. We zijn met onze neus in de boter gevallen, want juist deze week wordt hier la fiesta de las flores y del cafe gehouden, het feest van de koffie en de bloemen (meer hebben ze hier ook niet), en toevallig zijn we dol op koffie.
Als we nog een planning hadden, dan zou ik zeggen dat we richting Mexico reizen en daar een enkeltje kopen naar Amsterdam, maarja, we hebben geen planning meer, dus dat kan ik niet beloven. Entonces, ik zou nog tegen iedereen willen zeggen die geen zin meer heeft in januari: stap op het vliegtuig en kom naar ons toe, want het is hier chupi!
Deze week getuige geweest van een wel zeer merkwaardig Boliviaans gebruik: het zegenen van automobielen. Met bier, want dat werkt het beste. Sterker nog, ik heb zelf een auto gezegend, een met bloemen opgesierde Toyota van een vriendelijke meneer uit La Paz, met Pilsener uit La Paz. Het was niet echt moeilijk. Je neemt een glas bier en je gooit het over de voorruit en de motorkap, de eigenaar drinkt ondertussen de rest van de fles leeg.
Dat alles gebeurde in Copacabana, een plaatsje aan het Titicacameer waar de maagd van Copacabana woont, ook wel de Santisima Virgen de la Candelaria, een lelijk mens in een goud met rood gewaad en een behaarde baby op de arm. Ze is goed voor heel wat wonderen en spontane genezingen, maar ze is vooral ook de beschermheilige van de weg. Daarom staan op zondag pelgrims uit de wijde omgeving voor de kerk in de file om hun wagen te laten zegenen. Tegen botsingen, lekke banden, motorpech, dure benzine of ander ongemak. Op de terugweg hoeven ze hun handen niet aan het stuur te houden, want dan rijdt Candelaria wel.
Ik moest in eerste instantie niet zoveel van haar hebben, maar bij nader inzien ben ik toch blij met Candelaria. Ik denk dat Iedereen die zich in Bolivia op de weg begeeft blij is met Candelaria, want het verkeer is hier een grote tombola. Je weet nooit op welke wijze je de bus weer verlaat.
Het spannendst was onze rit van Cochabamba naar La Paz, vorige week. Het is een beetje onrustig in Bolivia, verkiezingen staan voor de deur, en boze arme boeren hadden de weg naar La Paz geblokkeerd. Ze eisen een geasfalteerde weg naar hun armetierige dorpjes, geloof ik, of iets met onderwijs, dat was niet helemaal duidelijk. Maar de busmaatschappijen zijn nooit zo blij met deze acties, die om de haverklap plaatsvinden, omdat het hun veel centjes kost, dus rijden ze toch. In ons geval betekende het dat we ongeveer 80 km voor La Paz in het pikkedonker met de touringcar de berm inreden, en vervolgens de knollevelden, om de blokkades te omzeilen, de ramen geblindeerd en het licht binnen uit. Halverwege de urenlange rit doemden uit de duisternis in lompen geklede types op, met stokken en stenen en fakkels. Ze wilden geld. De tol bestond uit 1 boliviano (30 cent) per passagier, een koopje, en nadat iedereen zijn aandeel in de pet van de chauffeur had gedaan, mochten we verder. Dat was mooi, want soms worden alle ruiten van de bussen of vrachtwagens ingekinkeld.
We hebben Candalaria ook hard nodig gehad toen we per mountainbike de most dangerous road in de world afreesten. Het is een schitterende weg van de hoogvlakte bij La Paz (4200 mtr) naar de vallei van Coroico, op ongeveer 1100 mtr, ongeveer 60 km downhill (weinig trappen). Bovenop de berg regende het ijs, verderop lag sneeuw, halverwege werd het droog, beneden was het zonnig, groen en zwembadweer.
Ongeveer eens in de twee weken kukelt op die route een vrachtwagen naar beneden. Weg kan je het niet noemen, het is een hobbelig karrespoor langs een steile afgrond, zonder vangrail, en in het regenseizoen (nu dus) verandert het pad soms in een grote glijbaan. Verderop wordt al tien jaar gebouwd aan een nieuwe weg, maar dat gaat op zn Boliviaans. Dat betekent dat het meeste geld in de zakken van de aannemers en zijn broer en diens buurman en hun achternicht verdwijnt. En ondertussen blijven die arme vrachtwagens maar vallen. Wij hadden het geluk dat we op de weg terug naar boven de binnenbochten hadden, want links en rechts kletterden watervallen over de weg. Het had snachts enorm geonweerd.
Het is niet alleen maar vakantie hoor, onderweg hebben we ook wat journalistiek werk gedaan. Zijn een paar dagen op bezoek geweest bij het dierenopvangcentrum Inti Wara Yassi (Zon, maan, ster in quetcha en amayla) in de jungle bij Villa Tunari, een dorpje tussen Cochabamba en Santa Cruz (zoek maar op in de atlas). Het was een geestige ervaring. In Inti Wara Yassi worden mishandelde of gedumpte apen, poemas, papegaaien, miereneters, fretten en nog zo wat dieren verzorgd door vrijwilligers uit Europa, Australie en de VS, die daarvoor overigens flink betalen. De beesten zijn weggehaald bij circussen of kermissen, of soms wilden eigenaars van ze af als een aap of jaguar uit verveling hun meubilair ging opeten.
Toen we het park inliepen, kwam een zweedse vrijwilliger langsgewandeld met een halfwilde poema aan een touwtje. Even verderop werden we beklommen door een stuk of wat capucijnerapen, die graag op je schoot zitten of in je haar hangen en op een van beide plekken ook graag een drol doen. In het vogelkamp gaven twee Israeliers vliegles aan een valk die nooit had leren vliegen, door het beest in de lucht te gooien. Kaizers record is nu acht meter.
Het klinkt allemaal heel leuk en dat was het ook, behalve dat de vrijwilligers om de haverklap gebeten werden door de apen, soms ook door de poemas, of geklauwd, of een boom op hun hoofd kregen, of uitgleden en een been of een arm braken. Kort voordat wij kwamen was een Australisch meisje gegrepen door een van de poemas die ze uitliet, 26 hechtingen in haar arm, dichtgenaaid door de dierenarts in het park, want in het lokale ziekenhuisje wil je nog niet dood gevonden worden. Een Amerikaanse jongen had een horziontaal doormidden gescheurd oor, opgelopen toen hij tussenbeide kwam bij twee vechtende apen. Iedereen had wel ergens wat, en de apen hadden ook wel eens wat, want die lievertjes vinden het leuk om soms elkaars babyapen te ontvoeren en doden en er dan mee over te gooien.
Slapen deden de vrijwilligers (wij niet, wij hadden een fijn hotelletje aan de overkant van de rivier) op matrassen van stro in vieze kamers met veel muggen en geen klamboe en douchen deden ze onder vieze douches. Toch waren de meeste dierenvrienden heel goedgemutst, ze waren ook erg vriendelijk en hadden veel plezier.
Het is een mooi verhaal geworden, ik denk dat het volgende week zaterdag of de zaterdag erop in de Focusbijlage het AD staat (als die krant dan nog bestaat, haha). Jean heeft in La Paz een digitale camera gekocht, dus nu kunnen we de volgende keer makkelijker fotootjes versturen.
Gisteren zijn we de grens met Peru overgestoken. Hebben met een bootje Los Uros bezocht, dat zijn rieten, drijvende eilandjes in het Titicacameer, bekend van de aardrijkskundeles van de lagere schoon. In het hoogseizoen schijnt dat het Volendam van Peru te zijn, maar nu was het lekker rustig. Voor de kust bij Puno liggen een stuk of 20 van die dingen waar ze toeristen ontvangen, als een soort openluchtmuseum, maar verderop in de rietvelden wonen nog een paar honderd echte vissertjes. Ik vond het er erg mooi. Het is alsof je op een waterbed loopt, en voor 5 soles (1,25 euro) vaart een aardige indiaan je rond op een rieten bootje. Tegenwoordig bestaat de bodem van die bootjes uit lege petflessen, pepsi favoriet, want dan gaan ze langer mee.
We zijn nu in Arequipa, ook al prachtig, stuk luxer dan Bolivia, gek genoeg zie je hier palmbomen en moorse kloosters, en het is heerlijk lenteweer, gelukkig, want mijn lichaam begint aardig te protesteren tegen het ruige klimaat hier, de hete zon, ijskoude hoogvlakten, broeiend vochtige tropen, plus nog de niet zo heel erg schone handen van de meeste restauranthouders. Vorige week hadden we allebei een paar dagen buikgriep, opgelopen bij ofwel het vegetarische Harakrishna restaurant in La Paz, ofwel bij een Duitse pensionhouder die zijn kip te lang op de warmhouders had staan. Fijn was dat niet. Maar nu zijn onze magen weer een stuk sterker.
De komende dagen gaan we een paar dagen door de Colca trekken, dat is de Grand Canyon van Peru. Daarna richting Cusco en Machu Pichu. Als het daar slecht weer is reizen we door naar het noorden van Peru, waar het wel zomer is, gaan we lekker naar het strand.
Ha, nog steeds best aangenaam om werkloos te zijn, hoop dat het met jullie allemaal goed gaat, tot de volgende mail!