1 augustus 2008

De zwijnen hebben geluk, vanavond

Het jachtseizoen op wilde zwijnen is weer geopend. Tussen nu en januari moeten op de Veluwe 5200 varkens eraan geloven, omdat hun populatie te hard groeit. Jachtopziener Ap van Ark van het Geldersch Landschap doet het kalm aan: ,,Een beest doden, dat is geen kunst. Je moet het zorgvuldig doen.''

(Door Sandra Donker)

LOENEN _ ,,Kijk, een overlopertje''. Sorry? ,,Een overloper, een zwijntje van een jaar oud.'' Faunabeheerder Ap van Ark heeft slechts een luttele seconde nodig om het dier dat voor de terreinwagen het bospad over schiet te identificeren. Mannelijk geslacht, vorig jaar geboren, in goeie conditie, is zijn deskundige oordeel.
We zijn op pad in Loenermark, een natuurgebied van de organisatie Geldersch Landschap, even onder Apeldoorn. In de kleine laadruimte hebben we plaatsgenomen naast wat bakken mais, een buks met korte loop, een verrekijker, touwen, een jagersmes en nog zo wat onontbeerlijk gereedschap van een jachtopzichter. Het is een druilerige avond, en tegen zonsondergang. Zoals iedere dag maakt Van Ark zijn ronde in het 1100 hectare grote park. 'Het veld beheren', noemt hij dat in vaktaal, kijken of er 'rare dingen' gebeuren, en vooral wild observeren.
Het wild, dat is rood wild, zwart wild en reewild. Van Ark blikt in zijn achteruitkijkspiegel. Zegt ons dat niets? Rood wild zijn herten en hindes, met zwart wild duidt men de zwijnen aan en reewild staat natuurlijk voor de reeÙn, de sierlijksten van het stel.
Vanavond is ons vizier gericht op zwart wild. Sinds juli is de jacht op wilde zwijnen weer geopend. De Veluwe wordt overspoeld door deze varkens die behalve de mens geen natuurlijke vijanden hebben. Minstens zesduizend zijn het er nu, hoewel sommige onderzoekers het dubbele aantal aanhouden. Voor dierenvrienden een lust voor het oog, voor omwonenden, automobilisten, natuurbeheerders en boeren een plaag. Om die reden moeten er de komende maanden 5200 afgeschoten worden, tot afschuw van veel natuurliefhebbers.
Wat moet, moet, vindt Van Ark. Maar: altijd met het oog op goed beheer. Aanspreken, noemt hij dat. Observeren of een dier gezond is en sterk. ,,Dus niet aanleggen en maar wat raak schieten. Is een beest goed aan te spreken en geschikt voor de toekomst, dan schiet ik 'em niet.''
De fotograaf en ik kruipen in het 'grondzitje', een beschutte half ingegraven uitkijkpost met uitzicht over een idyllisch veldje. Van Ark heeft zojuist op een meter of vijftig afstand mais uitgestrooid. Nu is het wachten geblazen. Uren brengt hij zo door, in stilte, wachtend op gerucht, een sigaretje rokend, peinzen over de dingen des levens.
Deze avond is dat niet nodig. Binnen de korste keren schuifelt vanuit de bosrand een zwijn in het blikveld, nog één, en nog één. Vijf zwijnen en tien biggen, een complete roedel, doen zich te goed aan het voer. Van Ark pakt de kijker. ,,Dezen neem ik niet'', fluistert hij na enige tijd. ,,De jongen zijn nog te klein, de drie moeders zogen nog. De twee overlopers zijn in goede conditie, die laat ik voorlopig gaan.''
Een beest doden, dat is geen kunst. Je kijkt door je vizier, en pom, daar ligt-ie. In onvervalst Gelders licht Van Ark zijn belissing toe: ,,Het is niets om de vinger te krommen. Het is het belangrijkste om de vinger recht te kunnen houden.''
Toch zal hij dit jaar aan de bak moeten. In Loenermark moeten tot 1 januari 58 van de circa 150 zwijnen gedood worden, waarvan het merendeel al voor 1 september afgeschoten moet zijn. Van Arks collega's nemen er vanavond twee voor hun rekening. Tegen negenen klinkt in de verte een schot, en later nog één. Ter plaatse worden de beesten schoongemaakt. Van Ark doet het denkbeeldig voor: vanaf de hals rits je naar het schaambeen beneden, dan met de hand naar binnen om via het middenrif de ingewanden eruit te halen. Hart, longen, lever, nieren en milt blijven in het bos achter voor roofdieren.
Anders dan bij Natuurmonumenten, die de kadavers in z'n geheel laat liggen, is het vlees voor de poelier. Het Geldersch Landschap vindt dat er ook 'geoogst' mag worden uit hun landgoederen, zoals ze dat noemen, en bovendien acht de organsiatie de kans op infecties te groot als de karkassen blijven liggen. In de werkschuur van het Geldersch Landschap hangen de geschoten beesten aan het eind van de avond aan grote vleeshaken in een koelcel. . ,,Restauranthouders staan ervoor in de rij'', zegt Van Ark. ,,Ondanks alle commotie over de afschot was de vraag vorig jaar groter dan het aanbod.''
'Opmerkingen' over de jacht krijgt hij wel eens, ja, vooral van mensen uit 'het westen'. De faunabeheerder kiest zijn woorden zorgvuldig als hij spreekt over tegenstanders. ,,Die horen vaak maar één kant van de zaak. Als ik dan een avond met ze gesproken heb, zijn ze blij dat ze ook het andere verhaal horen.'' Niet dat ze het dan met hem eens zijn, 'maar dan heb je alle argumenten op een rijtje'.
Aan het einde van de avond laat hij zich ontvallen dat actievoerders ook wel eens minder vriendelijk te werk gaan. Uitkijktorens worden vernield, omver gegooid. Vorig jaar probeerden twee onbekend gebleven activisten een toren in de brand te steken, terwijl de jachtopziener nog bovenin zat. Dat hoeft niet in de krant, zegt hij erbij. ,,Hoe minder aandacht die lui krijgen, hoe liever het mij is.''
Tot een vergelijk met deze dierenvrienden zal het nooit komen, bromt hij in het kantoortje. Liever afschieten dan beesten laten creperen, is zijn devies. ,,Dit wordt een jaar met weinig beukenootjes en eikels, dat is te zien aan de bomen. Nou vraag ik jou: moeten al die beesten straks verhongeren? Dat noem ik niet diervriendelijk, dan liever maar zo.''