11 augustus 2009

Mickey Mouse nog steeds de sjaak


Het kabinet beloofde vorig jaar haast te maken met het zoeken naar alternatieven voor dierproeven. De bedoelingen zijn goed, maar in de praktijk vordert de ambitie om minder muizen, honden, katten, apen, runderen, vissen en andere dieren op te offeren voor onderzoek, tergend langzaam.

Een paar keer per week levert een koerier bij het Leids Universitair Medisch Centrum een plastic doosje af met daarin een bijzondere inhoud: weefsel van borsten, billen, buikwanden, dijen, oogleden of ander materiaal dat is weggesneden bij cosmetische operaties.
De overtollige stukken huid, die voorheen in de destructieoven belandden, krijgen een nieuwe bestemming. Sinds kort gebruiken wetenschappers van het LUMC het weefsel om experimenteel onderzoek mee te doen. Onderzoek dat voor kort op proefdieren werd uitgevoerd.
,,Wat wij hier doen, is de cellen isoleren, en daar vervolgens een nieuwe opperhuid van kweken'', zegt onderzoeker Abdoulwaheb el Ghalbzouri. Dat levende materiaal wordt vervolgens netjes in plakjes van een paar centimeter gesneden, en is dan geschikt om proeven mee te doen. De kweekhuid kan een belangrijke rol spelen bij het onderzoek naar onder meer huidkanker. Voorheen werden die onderzoeken vooral op muizen en ratten uitgevoerd.
El Ghalbzouri schat dat de baanbrekende methode jaarlijks enkele duizenden dierproeven overbodig kan maken. Ook andere onderzoekscentra als TNO werken met het gebruik van overtollig huidmateriaal als vervanger voor - een deel van de - tests op dieren om te onderzoekemn of chemische of cosmetische producten schadelijk zijn voor de gezondheid.
De ontwikkeling sluit aan bij de wens van een groot deel van de bevolking, wetenschappers en het kabinet om het aantal dierproeven tot een minimum te beperken. Jaarlijks worden in Nederland een kleine 600.000 levende wezens opgeofferd voor onderzoek naar en ontwikkeling van medicijnen en vaccins, de veiligheid van stoffen en wetenschappelijk onderzoek naar onder meer hart- en vaatzoekten en kanker. Niet alleen menselijke huid, ook computernabootsingen, kweekjes in van diercellen of stamcelonderzoek kunnen tests op proefdieren vervangen.
De recente vooruitgang lijkt veelbelovend, maar de praktijk is weerbarstig. Niet alleen is er door de overheid nauwelijks geld beschikbaar gesteld, ook stuiten de onderzoekers op een muur aan strenge Europese regels die het lastig maken deze alternatieven algemeen geaccepteerd en toegestaan te krijgen. ,,Het kost jaren en jaren, en een hele hoop geld en energie om een testmethode toegelaten te krijgen'', zegt El Ghalbzouri. ,,Daardoor vallen nu veel modellen die een goed alternatief kunnen zijn voor dierproeven, af.''
Probleem is dat de autoriteiten die moeten oordelen of een onderzoek naar de veiligheid van een stof, product of medicijn wel goed is uitgevoerd (ECVAM), getraind zijn in het beoordelen van tests op basis van dierproeven. ,,Iemand die gewend is om te kijken naar cijfers die afkomstig zijn van proefdieronderzoek, kan gegevens die verkregen zijn uit onderzoek bij bijvoorbeeld kweekhuid moeilijk beoordelen'', zegt genetisch toxicoloog Cyrille Krul van TNO. Zij erkent dat de acceptatie van de alternatieven 'een groot issue' is. ,,Het gaat ontzettend langzaam. Er wordt nu gewoon te weinig toegelaten. Als we willen dat snel minder proefdieren worden gebruikt, dan moet het hele systeem van valisatie en acceptatie van alternatieve methoden op de schop. Dat vraagt een fundamentele omslag in het denken.''
Het kost een generatie om dat te veranderen, is de inschatting van hoogleraar Coenraad Hendriksen. ,,Als je op de stoel van de regelgever zit, moet je wel heel zeker van je zaak zijn om een nieuwe testmethode toe te laten. Als je wel een product toelaat dat bijvoorbeeld kankerverwekkend is, zit je bij Nova om dat uit te leggen.'' Hendriksen, autoriteit op het gebied van alternatieven voor dierproeven, is gematigd positief over de ontwikkelingen. ,,Op vaccingebied loopt het uitstekend, net zoals de celkweken. Het voorwerk bij het ontwikkelen van geneesmiddelen gebeurt tegenwoordig bijna geheel zonder dieren. Pas aan het einde van het traject komen de dierproeven in zicht.'' Er is zeker een mentaliteitsverandering gaande, zegt hij. Maar daadwerkelijk vooruitgang boeken bij het verminderen van het aantal dierproeven is volgens hem een kwestie van 'tienden procenten per jaar'. ,,Het is niet mogelijk in een jaar het aantal te laten dalen met 10 procent. Daarvoor is de materie te complex.''

KADER 1:
In 2007 zijn in Nederland 597.605 dierproeven uitgevoerd, 1 procent minder dan in 2006. Het grootste deel (46 procent) wordt verricht ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Ruim 40 procent heeft te maken met de ontwikkeling van medicijnen en vaccins. Zeven procent gebeurt in het kader van veiligheidstests op schadelijkheid van stoffen, en 3 procent voor onderwijs. Hieronder een overzicht van de gebruikte dieren.
Muizen 274.515
Ratten 144.070
Kippen 93.132
Vissen 27.390
Konijnen 7445
Hamsters 3130
Cavia's 7723
Honden 1950
Katten 257
Apen (geen mensapen) 579
Paarden 2924
Schapen 4380
Varkens 8110
KADER 2:
Sinds 1997 is het gebruik van proefdieren voor het maken van cosmetica in Nederland verboden. Met ingang van dit jaar geldt in de gehele Europese Unie een verbod op de invoer van cosmetica uit landen waar nog wel op dieren wordt getest. Cosmeticafabrikanten als l'oreal investeren daarom veel geld in het ontwikkelen van alternatieven. Het kabinet wil het aantal dierproeven terugdringen. Dat gebeurt op basis van drie V's: Vermindering, Verfijning en Vervanging.
(door Sandra Donker, GPD)