25 april 2005

Ali Sari heeft het helemaal gemaakt

Serefligökgözü – Ali Sari was de eerste uit het dorp die ging. Met één koffer bagage trok hij in 1965 per bus richting Ankara, richting Holland. Nu bezit hij in Serefligökgözü een fraaie roze villa met schotelantenne en een stevig hek erom heen, zes kinderen, dertien kleinkinderen, een flat in de Turkse hoofdstad en een woning in Amsterdam-Noord.
En dat niet alleen: het halve dorp woont inmiddels in Amsterdam, broers, ooms, neven, aangetrouwde nichten, de buurman, noem maar op. Ze richtten er met z’n allen een welzijnsvereniging op, en een sportclub, Sereflispor.
Ali lacht naar Rita Verdonk, die tegenover hem zit in het dorpshuis van Serefligökgözü ,,Niet slecht hè?’’, vraagt hij rhetorisch. Niet slecht, antwoordt zij. ,,U heeft het helemaal gemaakt.’’

Het dorpshuis is nog in aanbouw, alleen een portret van een minzaam lachende Kemal Atatürk hangt al aan de muur. Straks kunnen hier feesten worden gevierd en er valt wel wat te vieren, want het beter met het plaatsje. Vroeger was het arm als de mieren, nu laten tientallen ‘Nederturken’ er een woning bouwen, voor de vakantie of voor het pensioen. Bewoners schatten dat migranten alleen de laatste twee jaar al één miljoen euro’s hebben geïnvesteerd. Allemaal hebben zij de vruchten geplukt van het wervingsverdrag dat Nederland precies veertig jaar geleden met Turkije sloot om arbeidskrachten te ronselen.
Maar Verdonk is er niet om de succesverhalen te horen. Iederéén uit het dorp wil naar Nederland, en dat bevalt haar maar matig. ,,Wat denkt u dat u uw vrouw daar kunt bieden?’’, vraagt ze aan de 19-jarige Ahmet, die zijn echtgenote uit Ankara hun kind binnenkort wil laten overkomen naar Nederland. Ahmet heeft zijn ivbo (?) niet afgemaakt, en doet thuis in Holland klusjes in de winkel van zijn 4 broers en 2 zussen. ,,Waar moeten jullie van leven?’’
Ze kijkt zorgelijk. Verdonk wil de stroom aan allochtonen die als gezinshereniger naar Nederland komen, inperken. Vanaf 1 november gelden veel strengere eisen. Mensen moeten 120 procent van het minimumloon verdienen, 21 jaar zijn en bovendien eerst een taalexamen halen. Ahmets vrouw heeft nog geen woord Nederlands geleerd. Hij had een boek voor haar mee willen nemen naar Turkije, maar dat ‘vergeet hij steeds’.
Hoewel Verdonk het niet graag wil horen, heeft Ahmet alle reden om naar Nederland te gaan.
In Serefligökgözü is namelijk elf maanden per jaar niks te doen. Als de vakantiegangers vertrokken zijn, is het een dooie boel. De achterblijvers hangen bij elkaar tegen een schuurtje, sloffen door de onverharde straten, af en toe prikt een kip in de mest. Wanneer de muzzaheddin oproept tot het middaggebed in de kleine moskee, komt hooguit een tiental mensen opdraven. De bewoners hebben weinig interesse voor zijn religieuze boodschap.
Er is één minimarkt, en een schooltje. ,,Beetje op het land werken, tv kijken en heel vroeg naar bed’’, vat Hakki Sari het dagelijkse leven samen. Tien jaar werkte hij illegaal in Nederland, in de horeca, en nu is ook hij terug. Werkloos. Binnenkort probeert hij opnieuw aan de bak te komen, in Amsterdam uiteraard en ja, illegaal.
In de vakantiewoning van Ali Sari komt koffie op tafel, met completa. Ali’s vrouw Hatice staat in de keuken, een enorme, vriendelijke vrouw gekleed in grote gewaden en een hoofddoek op. Ook zij woont al meer dan twintig jaar in Amsterdam-Noord, maar er komt geen woord Nederlands over haar lippen. Haar kleinkinderen verstaat ze niet. Leren gaat niet meer, zegt ze. Te oud.
Dat woord wil Verdonk niet horen. Iedereen moet Nederlands leren spreken, vindt ze, en vooral moeders. ,,Ik ken heel wat vrouwen van uw leeftijd die een beetje handwerken en tegelijkertijd Nederlands leren, hoor’’, zegt ze licht bestraffend. Ze zit ingeklemd tussen twee bejaarde schoonzussen op de bank. De schoonzussen knikken. Eén van hen zou niets liever willen. Haar hele leven woont zij in Serefligökgözü en haar halve leven hoort ze al verhalen over Nederland. Maar de migratiepapieren liggen ver buiten haar bereik. Bij het afscheid fluistert ze: ,,Wil je me meenemen?’’