23 juli 2004

In naam van de roos

Rozenkruizer Medy van der Laan voorziet het kabinet van een vleugje mystiek. De staatssecretaris van cultuur hoopt met goede werken het hogere te bereiken.

Utrecht - Welgeteld één maal viel Medy van der Laan uit haar rol. De tropische flapuit in de Tweede Kamer, John Leerdam, had zich in een interview laten ontvallen de nieuwe staatssecretaris van Cultuur 'een heel sexy vrouw' te vinden. ”Een paar dagen later was het debat over de mediabegroting”, zegt hij met een grote grijns. ”Met een bij binnenkomst omhelsde ze me, gaf mij een kus en zei: 'Mijn man is het helemaal met je eens!'”
De spontane reactie kwam als een verrassing. Niet iedereen was immers verguld met de ontboezemingen van theatermaker en PvdA-Kamerlid Leerdam over de erotische uitstraling van kabinetsleden. En Medy van der Laan staat niet bepaald bekend als het lachebekje van het Binnenhof. Ze rookt niet, laat het glas staan, eet sinds haar dertiende vegetarisch, is lid van de religieuze beweging het Gouden Rozenkruis en gelooft in reïncarnatie. Een serieuze dame die de Grote Vragen des levens niet schuwt.
Nog geen jaar is ze nu staatssecretaris voor D66, en ze heeft het naar haar zin. Maar de grote vuurdoop moet nog komen: in september verschijnt haar langverwachte nieuwe Cultuurnota, waarin opgesomd staat welke culturele instellingen tot 2008 mogen rekenen op de felbegeerde subsidies. Het document vormt traditioneel het startschot voor een stevig robbertje vechten met de Tweede Kamer en de kunstscene.
We hebben afgesproken in een grand café aan de Utrechtse Oudegracht. Een klassieke, tengere verschijning loopt binnen, met een ferme handdruk stelt ze zich voor. Buiten hangt sneeuw in de lucht. ”Vanochtend in Apeldoorn was alles prachtig wit”, zegt ze terwijl ze haar jas uittrekt. Apeldoorn? ”Het is er heerlijk. Mijn man en ik hebben besloten dat we werken om te leven en niet andersom. De manier waarop wij willen leven, de schoonheid van de omgeving, gaf de doorslag om niet in de Randstad te blijven.”Het vertrek uit Gouda, terug naar de bossen en de natuur, was een verademing. ”Ik sluit niet uit dat sommige mensen uit de culturele sector stiekem denken: wat doe je in godsnaam dáár. Maar ik ben geen staatssecretaris om alles van kunst te weten. Ik ben er om de knelpunten op te lossen.”
Ze bestelt thee met een wolkje melk.
Voor de meeste mensen is het een lange, weerbarstige weg naar de Haagse Trêveszaal. Maar Medy van der Laan legde de route in 34 jaar af en is daarmee de jongste staatssecretaris van Cultuur ooit. Dat klinkt naar ambitie en discipline.
Gedecideerd: ”Ik was een heel braaf meisje dat altijd keurig deed wat ik moest doen. Ook al had ik zin om leuke dingen te doen, dan ging ik toch eerst netjes mijn huiswerk maken. Heel gedisciplineerd, dat ben ik nog steeds. Als er iets belangrijks is, heb ik het drie dagen van tevoren af.”
Haar jeugd bracht ze door in een nieuw bouwwijk in Ridderkerk, in een harmonieus gezin. Vader werkte bij de douane, moeder had deeltijdbaantjes en zorgde voor de kinderen. En cultuur, dat was thuis vooral de harp. En klassieke muziek. ”Die harp stond al thuis omdat mijn zus er een blauwe maandag op had gespeeld. Ik vond het een mooi instrument. Ik heb nog getwijfeld over de dwarsfluit, die heeft ook een hele mooie zuivere, transparante klank, maar het werd de harp. Ik kon het snel vrij goed, omdat ik niet iemand ben die een beetje voor de lol loopt te pingelen.”De voorop leiding conservatorium was een logische stap, maar een beroep als musicus zat er niet in. ”Ik ben gestopt omdat ik niet begaan, begaafd genoeg was. Ik wilde een maatschappelijk leven, in de volle wereld staan. Ik ben later ook uit overtuiging ambtenaar geworden. Grote lijnen uitzetten, nadenken over de samenhang der dingen. Muzikanten leiden toch vaak een wat geïsoleerd leven. En de harp is natuurlijk sowieso een moeilijk instrument om een regulier bestaan mee op te bouwen.”
Haar vroegere harplerares Heleen Venekamp herinnert zich vooral de koppigheid waarmee haar oud leerlinge maar bleef weigeren een haakje te verzetten op haar harp. Die handeling is nodig om het instrument in de goede toonsoort te zetten. ”Ik begreep dat niet. Als je dat niet doet, klinkt je muziek niet.”Het viel de docente op dat ze zich niet makkelijk voegde. ”Voor mijn gevoel draaide het allemaal om haar. Met haar instelling had ze het nooit gered.”
De harp ging de zolder op, de klassieke muziek bleef. ”Toen ik zo'n twaalf, dertien was zette ik al regelmatig het Requiem van Mozart op, hoewel ik daar op school natuurlijk niet mee te koop liep. Maar ik vind dat nog steeds fan-tas-tisch mooi. Ik houd van gedragen muziek met emoties erin. Opera, Madama Butterfly van Puccini, prachtig. Lekker zware muziek, dat vind ik prettig.”
Niet dat ze vroeger zo'n wereldvreemd meisje was, haast ze zich te zeggen. Op de met paardenposters behangen meidenkamer stond ook Hilversum 3 aan. Doe Maar was helemaal in, Wham!, Barbra Streisand, Hall en Oats, Mathilde Santing. Van de Simple Minds alleen het 'bravere' werk: ”Ik nam direct van de radio op bandjes op.”Grinnikt: ”Dan hoorde je aan het begin van het liedje altijd nog net de jingle: 'Klapperrrrrr van de week!'”
De staatssecretaris komt uit 'een linksig nest', haar ouders stemden PvdA, ook wel eens D66.
Ze waren geen lid van een politieke partij, er werd niet heftig over politiek gediscussieerd, maar maatschappelijke problemen kwamen wel ter sprake. De werkloosheid, de kruisraketten, milieuvervuiling. Met een dochter in het kabinet is dat veranderd. 's Avonds gaat de tv nu standaard op Den Haag Vandaag.
Het was echtgenoot Ewald die haar politieke bewustzijn wakker schudde. Ze studeerde toen rechten in Nijmegen, haalde netjes haar tentamens, was geen kroegtijger en om principiële redenen geen lid van een studentenvereniging 'ik vertik het om me tijdens zo'n ontgroening door iemand in het gezicht te laten spugen'. Ze viel niet op. Haar toenmalige hoogleraar Constantijn Kortmann moest na haar beëdiging in het kabinet uit de krant vernemen dat hij haar scriptiebegeleider was geweest.
Op de barricades was ze niet te vinden, veel verder dan een Ban-de-Bom-button ging het niet. ”Dat kwam niet in mij op. Ik ben geen demonstratief tiepje. Ik ben meer iemand die kijkt wat ie er zelf aan kan doen.”Ewald ging wel de straat op voor zijn idealen. ”Hij was lid van de PvdA en was veel meer maatschappelijk betrokken. Door zijn kijk op de wereld en enorme betrokkenheid ben ik ook bewuster geworden.”
Hij was haar eerste en enige liefde. Mijmerend: ”Het was meteen vrij serieus, ja. Binnen een week wist ik: dit is echt. We zijn in 1992 getrouwd, dat wilden we heel graag. Trouwen was toen niet in, iedereen ging samenwonen. Maar ik geloof dat niemand verbaasd was. Het past ook zo bij ons.”Kindjes kwamen in 1997 en 1999, Marike en Sybren.
Dat bedachtzame, dat zoeken naar de zin van het leven heeft ze van moeders kant. Haar oma had het ook. Via die lange vrouwelijke lijn in haar familie kwam ze als kind in aanraking met de Internationale School van het Gouden Rozenkruis: een tamelijk onbekende, hechte geloofsgemeenschap die ernaar streeft terug te keren naar het goddelijke. Ze zegt het met trots: oma is nog steeds Rozenkruizer. Zij gelooft, net als haar kleindochter, hartgrondig in de zoektocht naar 'de innerlijke bron', de roos. Volgens de voor buitenstaanders lastig te doorgronden leer heeft een mens meerdere levens nodig om deze 'roos' te laten ontluiken, de goddelijke vonk te laten ontbranden en terug te keren tot het hogere. Misschien zijn daar twee levens nodig, misschien wel tien. Hoeveel het er precies zijn, weet niemand, maar dat is ook 'totaal niet interessant', legt ze uit. Het gaat erom dat je leert van al je levens, dat je het goede doet.
De staatssecretaris gelooft in reïncarnatie. Aan het Binnenhof mogen collega's dat vaag, oosters of zweverig vinden, de D66-bewindsvrouw is overtuigd van de wedergeboorte, al hangt ze haar boodschap liever niet aan de grote klok. Ze denkt even na, en zegt behoedzaam: ”Ik wil niet staats secretaris Rozenkruis worden. Maar het zou voor mij ondenkbaar zijn als je maar één leven hebt waarin je je goed moet gedragen om in de hemel te komen. Ondenkbaar. Als het goddelijke zo bepalend is voor deze wereld, waarom is alles dan zo ongelijk verdeeld? Reïncarnatie is toch dé verklaring. Je leven wordt bepaald door de levens die je in het verleden al hebt gehad.”
Die leidraad volgt Van der Laan ook in haar dagelijks leven, als ze zich voortbeweegt tussen hippe kunstenaars, goedgebekte filmers, dwarse schrijvers, luidruchtige tv-producenten. ”Ik wil mensen graag de ruimte geven. Iedereen moet zijn eigen afwegingen kunnen maken, want hoe moet ik over iemand oordelen als ik niet weet wat zijn vorige leven was of hoe zijn toekomst wordt?”
In meer praktische zin heeft een lidmaatschap van het Rozenkruis ook andere consequenties: vanwege de 'reinheid van het lichaam' zijn de geneugten van het leven, drank, vlees en sigaretten, taboe. Thuis kwamen er twee pannen op tafel. Een pan met vlees voor haar vader en een pan met vegetarische ham voor de rest van het gezin. ”Mijn moeder deed altijd erg haar best er iets van te maken. Er waren havermoutlappen, haver mout schnitzels, of vegetarische worstjes.”
Op haar dertiende besloot ze definitief vegetariër te worden, en ook voor het overige was haar geloof in het Rozenkruis onwrikbaar. Broer en zus keerden de godsdienstleer de rug toe, maar Medy hield voet bij stuk. ”Ik voelde me er thuis. Het is zó'n waarheid voor mij. Niet oordelen. Mensen proberen te laten zijn wie ze zijn. En de wereld de wereld laten. Het is voor iedereen anders, maar dit is het voor mij.”
Ze moet zich tussen alle atheïstische en pragmatische D66'ers toch een vreemde eend in de bijt voelen. ”Nee. D66 kent geen dogma's. Dat vind ik belangrijk, een partij die ruimte geeft. Iedereen wordt in zijn waarde gelaten. Er is geen pikorde, de politieke top is toegankelijk. Toen ik in 1994 op Binnenlandse Zaken voor staatssecretaris Jacob Kohnstamm ging werken, voelde het als een warm bad. Ik kwam van buiten, maar was meteen welkom. D66'ers zijn normale mensen die elkaar een foutje vergeven en elkaar niet meteen bij de nek afhakken. Dat past ook bij het Rozenkruis.”Die levenshouding is Kohnstamm eveneens bijgebleven. ”Medy heeft het niet achter de ellebogen”, zegt hij. ”Ik kom haar nog wel eens tegen, en ze is niet veranderd. Ze treedt mensen nog even open tegemoet.”
Op zomaar een vrijdagmiddag in mei rinkelde in huize Van der Laan de telefoon. Thom de Graaf aan de lijn, een oude vriend van Binnenlandse Zaken, om te polsen of ze iets voelde voor een baan in het kabinet. Nog voor hij zijn vraag goed en wel kon stellen, riep ze: 'Nee, dat méén je niet!' Een uur later zat ze op de studeerkamer van D66-leider Boris Dittrich voor een sollicitatiegesprek, terwijl op het Binnenhof de speculaties over de nieuwe vrouwen in Balkenende-II in volle gang waren.
De timing was perfect. na twaalf jaar in het sombere gebouw van Binnenlandse Zaken was het tijd voor iets nieuws. Ze zocht ander werk, maar niet in Den Haag. Het gezin stond op het punt te verhuizen naar Apeldoorn, weg uit de drukte van de Randstad en dichtbij opa's, oma's, ouders. ”Ik ben een jaar op zoek geweest naar werk in de regio. Gaandeweg kwam ik erachter dat ik bestuurder wilde worden. Dat bleek niet zo eenvoudig in Gelderland.”
Even heeft ze toch moeten nadenken over het aanbod. Vooral de priemende ogen van de pers vond ze een bezwaar. ”Ik heb me zorgen gemaakt of ik die druk wel aankon, of ik dat van me af zou kunnen laten glijden. Er wordt zoveel geschreven, en zoveel fout. Maar gelukkig lig ik er niet wakker van.”
Minder zorgen maakte ze zich over haar beperkte culturele kennis. Als 'gemiddelde cultuurliefhebber' bezocht ze musea, cabaret, concerten, las ze romans van Mulisch en Doeschka Meijsing. ”De afgelopen maanden ben ik een veel fanatiekere cultuurliefhebber geworden. Omdat je zóveel ziet, ontwikkelt je smaak zich. Maar ik ben geen expert, en wil dat niet worden ook. Er zijn veel mensen die er meer verstand van hebben dan ik en dat moet vooral zo blijven.”
In kunstkringen is het buitenbeentje welwillend ontvangen. Wat sommigen zouden opvatten als een belediging, namelijk gebrek aan visie, zien kunstenaars eerder als een pré: eindelijk een bewindspersoon die zich niet bemoeit met cultuurinhoudelijke discussies. Zíj bepaalt niet wat kunst is, maar moet knelpunten oplossen. ”Na haar voorganger Rick van der Ploeg is iedereen natuurlijk een verademing”, zegt een collega uit het kabinet. ”Medy komt van buiten de politiek en van buiten de kunstsector, dus is ze als het ware dubbelfris.”Of ze de ambities kan waarmaken, is voor hem nog wel de vraag. ”Je mag altijd dingen fris en fruitig zeggen, maar je moet als politicus heel goed weten wat je niet weet. Bij haar moet dat nog blijken.”
Haar beleid is een stuk minder sexy dan haar uitstraling, erkent ook PvdA'er Leerdam. ”Ze moet wel richting geven. Anders gaan we zwemmen.”Zijn vvd-collega Frank de Grave vindt het leuk dat ze 'supergeïnteresseerd' is. Maar: ”In de komende maanden moet het wel gebeuren. Haar wittebroodsmaanden zijn voorbij.”De herbenoeming van partijgenote Winnie Sorgdrager tot voorzitter van de Raad voor Cultuur zonder dat er een sol licitatieprocedure was opengesteld, wordt gezien als haar eerste slippertje. Vooral cda, PvdA en sp reageerden meesmuilend op de vriendjespolitiek.
Fris en fruitig is ze zeker. Mochten haar voorgangers uitblinken in doorwrochte en onnavolgbare lezingen over de stand van de Cultuur met een grote C en bij voorkeur in de Amsterdamse grachtengordel rondhangen, de nieuwe staats se cretaris kiest nadrukkelijk een andere koers. Frans Bauer is voor haar óók Cultuur. En de musicals van Joop van den Ende: Cultuur. Met hetzelfde gemak waarmee ze prestigieuze prijzen uitreikt aan jonge stedenbouwers in het Architectuurinstituut, zit ze de volgende dag tussen Natasja en René Froger bij Paul de Leeuw op tv te prietpraten. ”Je moet geen dédain hebben voor andermans smaak”, legt ze uit. ”Ik heb meteen afstand genomen van het idee dat er Hoge en Lage kunst is. Alle cultuuruitingen moeten hun plaats hebben, of het nu amateurkunst is of experimenteel toneel.”
Natuurlijk heeft ze zo haar eigen voorkeur, zegt ze, 'en ik ben bang dat die typisch hoogopgeleid is'. Ze is dol op sculpturen. Houdt van eigentijdse, abstracte, conceptuele kunst. Op haar werk-kamer hangen vier 'Appeltjes' vier studies van Karel Appel en ze heeft wat werk van Petra Hartman, een kunstenaar in artistieke tassen en sieraden.
Op haar schouwburgabonnement kruiste ze een jaar of tien geleden vooral cabaretvoorstellingen aan generatiegenoot Lenette van Dongen was en is favoriet. Tegenwoordig ziet ze meer serieus toneel, modern ballet. ”Ik merk dat we steeds vaker terecht komen in de kleine zaaltjes. We pakken niet langer het geijkte, maar zijn op zoek naar het experimentele, het unieke.”
Ze kan nog steeds van kunst genieten, zegt ze, en kijkt niet alleen beroepshalve. Thuis en werk loopt eigenlijk naadloos in elkaar over. ”Ik ben op mijn werk niet fundamenteel anders dan thuis. In Apeldoorn laat ik de verantwoordelijkheid los. De eerste paar maanden had ik wel moeite met omschakelen. Ik maakte van alles mee, mijn hele hoofd zat vol. Ik merk dat nu de rust is weergekeerd. Thuis ben ik mamma en Medy. Daarin vind ik mijn rust. Als iemand me herkent, denk ik soms ineens: o ja, ik ben staatssecretaris. Het is een fantastisch mooie taak, maar het is maar één van mijn levens.”

Medy Catharina van der Laan werd op 14 augustus 1968 in Spijkenisse geboren, en groeide op in Ridderkerk. Na haar VWO studeerde ze rechten aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen, en volgde aansluitend een postdoctorale opleiding tot wetgevingsjurist. Tussen 1991 en 2003 werkte ze bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, eerst als beleidsmedewerker politiebeleid, later als assistent van D66-staatssecretaris Jacob Kohnstamm. Ze leidde een campagne om werken bij de overheid aantrekkelijker te maken. Van der Laan werd in 2002 gekozen tot Ambtenaar van het Jaar. In 2003 werd ze benoemd tot D66-staatssecretaris Cultuur in het kabinet Balkenende-II. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen.