14 maart 2005

Liever dood dan monddood

Niemand in Nederland heeft zoveel vastberaden vijanden als Ayaan Hirsi Ali. Radicale moslims beramen plannen om haar te vermoorden. Haar vriend Theo van Gogh werd in Amsterdam van het leven beroofd. Zonder intensieve beveiliging wacht Hirsi Ali eenzelfde lot. Haar bestaan staat sinds 2 november 2004 in het teken van de dood. ,,Het leven heeft veel meer zin, wetende dat het eindig is.''

Den Haag - `Als ik dood ga, blijft er niets van me over. When I die I shall rot, zei de Britse filosoof Russel. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen dat naargeestig vinden, maar voor mij was die gedachte een opluchting. Dat komt door het helsbeeld uit de islam. Je voelt voortdurend de vlammen aan je hielen kietelen, en opeens stel je vast dat er na de dood niets is. Dan denk je: het leven is maar wat het nu is, we moeten er het beste van maken.
Het leven heeft veel meer zin, wetende dat het eindig is. Dat besef is na de moord op Theo gaan groeien. Ik weet voortdurend dat het afgelopen kan zijn, ik ben niet blind voor alle bedreigingen. Ik wil niet bang in een hoekje gaan zitten. Ik heb vrienden en ik probeer te genieten van het leven. Als het mooi weer is, vind ik dat heerlijk. Twee dagen geleden was ik in Madrid en werd geattendeerd op een mooie expositie over Albrecht Dürer. Vroeger zou ik gedacht hebben: dat soort dingen doe ik wel als ik tachtig ben - oud en bejaard. Nu maak ik er een uurtje voor vrij. Je wilt alles zien, alles meemaken en alles doen.
De wetenschap dat er niets is na de dood heeft mij zelfverzekerder gemaakt over het leven. In mijn opvoeding heb ik geleerd wat volgens de islam het verschil is tussen goed en kwaad. Maar als God niet bestaat, moet de mens zijn eigen morele oordeel vellen en dat is een fijn idee. Ik laat mij niet meer vertellen dat dit het kwade is of dat het goede. Daar ga ik zelf over, dat vind ik bevrijdend. Geloof laat geen ruimte voor twijfel, en ik ben nu een en al twijfel. Doe ik dingen wel goed?
Zonder hiernamaals is mijn fantasie over de tijd na mijn dood beperkt. Vroeger, toen ik nog moslim was, geloofde ik in hel en hemel zoals ze in de koran nauwkeurig beschreven staan. In de hel verbrand je, en als de slechteriken opgebrand zijn, krijgen ze een nieuw lichaam en dan begint alle ellende van voor af aan. Niet echt een vrolijk vooruitzicht, nee. De hemel bestaat uit tuinen en grachten vol heerlijke wijnen en andere dranksoorten. Een plek waar het niet koud is en niet warm, waar een zacht briesje waait. Ze zijn alleen het strand vergeten, haha.
Door 2 november is mijn naïviteit verdwenen. Je denkt eerst: ach, die mensen zijn in Nederland geboren en opgegroeid, die zullen zoiets niet doen. Zij vinden het stoer om radicale dingen te roepen, maar volgens mij hebben die kinderen nog nooit echt bloed gezien. Het blijkt nu allemaal veel ingewikkelder te zijn. Jongemannen worden geïndoctrineerd en zien op internet de ene na de andere onthoofding. Dat heeft kennelijk effect.
Wel leefde ik al jaren met de angst dat mij iets kon overkomen. Maar dat was een vage vrees. Na de aanslag op Theo is die angst helemaal niet vaag meer. Je weet hoe de dood eruit ziet, en je weet dat er mensen zijn die het echt durven. Doen alsof mensen in wezen goed zijn, lukt mij niet meer. Voorheen liet ik mij troosten met de gedachte dat moslimextremisme voorbij zou waaien. Dat denk ik niet meer. Ook al is het een voorbijgaand verschijnsel, hoeveel mensen worden nog het slachtoffer?
Het beeld van Theo op straat in Amsterdam raak ik nooit meer kwijt. Onwezenlijk en afschuwelijk. Het maakt me heel erg boos, ik voel me heel erg machteloos. Maar het is gebeurd. Ik kan het onwezenlijke gevoel alleen vergelijken met de dood van mijn zusje Quman. Toen ik heel klein was - ik weet niet meer hoe klein - werd zij weggevoerd door een man die haar in witte lakens had gewikkeld. Ik stond bij de deur te gillen en te huilen, en ik dacht dat zij aan het huilen was. Dat is iets wat nooit meer weggaat, dat blijft bij je. Ik was veel te jong om te weten wat de dood is. Ze leeft nog in mijn hoofd - hij ook. Dat is heel raar. Ik hoor zijn stem nog, zijn telefoonnummer staat nog in mijn gsm, bij de letter T. Als ik iemand moet bellen, zie ik zijn naam soms in het schermpje.
Ik ben wel naar zijn lichaam geweest, maar dat is geen afscheid. Als iemand zo ziek is dat je weet dat hij sterft, kun je er nog met hem over praten. Maar als iemand zo vol leven is, en van de ene op de andere dag op een afschuwelijke manier wordt afgemaakt, voel je niet dat hij weg is. Bij ons thuis werd over Quman gesproken alsof ze er nog was; zo praat ik ook nog steeds over Theo.
'Ik weet zeker O Hirsi Ali, je zal ten onder gaan'. Toen ik de brief van Mohammed B. voor het eerst las, reageerde ik rationeel. Ik wilde een analyse van de tekst hebben, wilde weten wie er achter zat, of het iemand was met gezag of juist niet. Ik maakte het abstract. Voor de inhoud sloot ik me af. In de brief staat dat Europa en de Verenigde Staten ten onder gaan - dat is natuurlijk het geluid van de wanhoop. Als je alleen al kijkt hoe hij alles bij elkaar heeft geveegd: Amerika, Europa, Nederland én Hirsi Ali. Wat moet ik daar nu van zeggen?
Als er nu dreigementen binnenkomen per e-mail, wil ik die niet meer zien. Ik wil eigenlijk helemaal geen e-mails meer zien. Mijn medewerkster maakt een selectie en geeft mij alleen de zakelijke berichten. Alle bedreigingen gaan rechtstreeks naar de beveiliging. Af en toe lees ik dan in de krant: die en die bedreiger van Hirsi Ali is opgepakt en berecht. Dan denk ik: hé, daar wist ik niets van.
Sommige mensen vinden dat Mohammed B. de doodstraf verdient. Daar ben ik niet voor. Mohammed B. is nou net iemand die er op rekende dat hij dood zou gaan. Als hij de doodstraf krijgt, maakt dat alsnog een martelaar van hem. Bovendien vind ik het onbeschaafd om een mens willens en wetens te doden, of het nu een misdadiger is of niet. Wij moorden niet.
B. dacht dat hij in de hemel kwam door in naam van Allah Van Gogh af te slachten. Er zijn meer dwalende jongeren die zover kunnen komen. Het wordt ze vanaf hun geboorte ingepeperd dat Gods waarheid absoluut is. We moeten hen van jongs af aan leren om vraagtekens te zetten bij de leer van de profeet. Hen zeggen: de absolute waarheid bestaat niet. Er moet altijd een rood lampje gaan branden in je hoofd als je de opdracht krijgt dat je iemand iets moet aandoen.
Ik zal daar mijn mond niet over houden. Op de middelbare school leerde ik: je hebt een stelling en die moet je zo scherp mogelijk zien te formuleren zodat je een tegenreactie uitlokt. Maar hoe scherper je dingen neerzet, hoe groter de kans dat je aanvallen op je persoon uitlokt. Dat hoort erbij. Ik ben niet van plan me te laten muilkorven. Monddood zijn is erger dan dood zijn. De dood is vooral afschuwelijk voor de nabestaanden, zelf voel je er niets van. Als ik niet meer kan zeggen wat ik wil, ben ik een gevangene. Dan zit ik geestelijk in een cel, moet ik iedere dag tegen mezelf zeggen: dit had ik willen vertellen, maar dat kan niet meer. Nee, ik zal niet het braafste meisje van de klas worden.
Iedereen vraagt me hoe lang ik dit vol hou. Mijn antwoord: zolang het effect heeft wat ik doe. Als ik alleen nog maar bezig ben met persoonlijke sores, heb ik een probleem. Ik heb nu niet het gevoel dat het mij allemaal teveel is en dat ik weg moet lopen. Natuurlijk, ik heb mijn werkwijze door alle bedreigingen moeten aanpassen. Gewoon naar huis fietsen of 's avonds naar de kroeg is er niet meer bij. Naar het strand of naar de film, kan ik alleen nog als er bewakers bij zijn. Maar als de lampen in de bioscoop uitgaan, zie ik ze niet meer.
Eigenlijk ben ik mijn hele leven al op de vlucht. Ik heb altijd als een nomade geleefd. Eenentwintig dagen na mijn geboorte zette een staatsgreep het leven van mijn vader en moeder in Somalië totaal op zijn kop. Wie banden had met het oude regime werd gelyncht, het land uit gegooid of in de gevangenis gezet. Het ziekenhuis waar ik ben geboren zit nu onder de kogelgaten. Er is niets meer van over, een ruïne. Zes jaar later vluchtte mijn moeder met haar kinderen het land uit naar Saoedi-Arabië. Ook daar hebben we nooit lang op dezelfde plaats gewoond.
Ik weet niet beter. Het gewone leventje van Nederlanders ken ik niet. Ik heb een vriendin die in Brielle is geboren - haar ouders zijn in Brielle geboren, haar grootouders ook. Zoiets kan ik me niet voorstellen. Na mijn studie kocht ik een huis en besloot: hier blijf ik dertig jaar wonen en schiet ik wortel. Ik wilde mijn leven niet meer op zijn kop zetten. Het had glas-in-loodramen en een open haard. Dat laatste vond ik prachtig: in Afrika zitten of liggen mensen na het eten graag om het vuur om te praten, om naar de sterren te staren. En het is nog warm ook.
Dat ben ik allemaal kwijt. Ik zat ondergedoken op een marinebasis en leefde uit mijn koffer. Binnenkort krijg ik de sleutels van een nieuw huis - het is niet van mij, maar van de staat. De enige reden dat ik ja zei tegen dit betonnen gebeuren is dat het er veilig is en ik niet meer hoef te verhuizen. Ik ben blij dat ik weer een dak boven mijn hoofd heb.
Mijn motto is: het hele leven bestaat uit het oplossen van problemen. Ik reken er niet op dat het makkelijk zal zijn. Het enige wat ik hoop is dat mensen mij later herinneren als iemand die alles wat ze deed, oprecht deed.''